VTH Thema 2 Medicatie deel 1

VTH 
Medicatie deel 


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VTH 
Medicatie deel 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een medicijn is.
  • Je kunt uitleggen wat de vier fasen van farmacokinetiek inhouden.
  • Je kunt samenvatten wat de verschillende werkingen van medicijnen kunnen zijn.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een groepsnaam, een stofnaam en een merknaam van een medicijn.
  • Je kunt uitleggen wat de verschillende medicijngroepen zijn.




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Als we kijken naar de huidige wereld van geneesmiddelen, zien we reusachtig groot arsenaal aan keuzes. Daarnaast slikken, smeren en bepoederen, we met elkaar samen heel veel medicijnen / geneesmiddelen. Gezondheid heeft tenslotte een belangrijke plaats ingenomen in ons leven. Het gebruik van medicijnen draagt bij aan deze gezondheid. Toch kunnen we niet gewoon zomaar wat gaan gebruiken, medicijnen kunnen heftige bijwerkingen hebben en verkeerde wijze van gebruik kan zelfs fataal zijn.
Er bestaan zeer veel verschillende soorten geneesmiddelen. Dure, goedkope, op plantaardige basis of op chemische basis, voor inwendig gebruik en voor uitwendig gebruik, medicijnen die een steuntje in de rug geven zoals vitaminen en medicijnen die van levensbelang zijn zoals insuline of hartmedicatie.
Daarnaast speelt de farmaceutische industrie op dit moment een belangrijke rol binnen de economische monopoly. Grote farmaceutische-industrieën leiden de markt en bepalen de prijzen. Medische instellingen en zelf de politiek zijn afhankelijk van deze ontwikkelingen. Waar gaat dit naartoe? Zijn medicijnen straks nog wel voor iedereen betaalbaar?
Op dit moment kennen we de volgende meest voorkomende groepen.
Homeopathische geneesmiddelen. Geneesmiddelen die in het alternatieve geneeswijzencircuit worden voorgeschreven,
Fytotherapie. Kruidengeneeskunde, ook wel fytotherapie, ('behandeling met planten') genoemd, is het behandelen van gezondheidsklachten en ziekten met plantaardige middelen
Reguliere Farmacotherapie. Dit is de benaming voor behandeling (therapie) van ziekten en aandoeningen met geneesmiddelen (farmaca).
Alle drie de groepen geneesmiddelen kunnen we kopen bij de drogisterij. Echter, wetgeving heeft bepaald welke medicijnen voorgeschreven moeten worden door een arts en bij een apotheker kunnen worden opgehaald.
Vaak gebruiken mensen verschillende geneesmiddelen tegelijk. De verschillende stoffen die de geneesmiddelen zitten, kunnen elkaars werking verminderen of juist versterken, of ze hebben geen effect op elkaar. Belangrijk is het dus om kennis te hebben van medicijnen.

Slide 5 - Tekstslide

Valium of Stesolid zijn de handelsnamen. Dit is de naam die de fabrikant aan het medicijn heeft gegeven. Achter de handelsnaam van een geneesmiddel staat altijd het teken ®. Dat betekent dat het een gepatenteerde (beschermende) naam is, die alleen de producent aan dat geneesmiddel mag geven.
De stofnaam van Valium is diazepam. Dit is de naam van de werkzame stof in het geneesmiddel.
De soortnaam is benzodiazepine. Dit is de benaming die aangeeft tot welke groep geneesmiddelen het medicijn behoort. Deze naam komt voor in officiële publicaties, zoals het farmaceutisch kompas of bijvoorbeeld in geneesmiddelenbulletins.
Medicijnen die tot dezelfde groep horen, hebben vaak een overeenkomst in een deel van de generieke naam. Zo hebben de benzodiazepinen vaan aan het eind ‘..zepam’ (temazepam, lorazepam, nitrazepam, diazepam).
Valium (Diazepam) werkt rustgevend en ontspant de spieren. Het maakt ook suf. Het wordt onder meer gebruikt bij slapeloosheid, angstgevoelens en epilepsie.
NSAID’s betekent: non-steroidal anti-inflammatory drugs. Dit zijn ontstekingsremmende geneesmiddelen die niet behoren tot de groep van de corticosteroïden. Een ander woord hiervoor is prostaglandinesynthetaseremmers. Voorbeelden van NSAID`s zijn ibuprofen, diclofenac, meloxicam, naproxen, etofenamaat, celecoxib.

Slide 6 - Tekstslide

Om kostenbesparend te kunnen werken, komt het voor dat een ZV de medicijnen niet consequent in dezelfde verpakking krijgt aangeleverd als hij een herhalingsrecept afhaalt bij de apotheek.

Voorbeeld van drie medicijndoosjes waarbij de stofnaam en handelsnaam wordt gebruikt. Een andere fabrikant brengt hetzelfde medicijn op de markt maar mag niet het handelsnaam gebruiken. Is dus goedkoper. Maar, werken ze hetzelfde? De bestanddelen kunnen verschillen, dus de uitwerking ook.

Van een arts en apotheker wordt verwacht dat zij kritisch in de gaten houden of vervanging van een medicijn door een goedkoper middel wel of niet verantwoord is.

Slide 7 - Tekstslide

VRAAG: heeft iemand wel eens de bijsluiter van een medicijn doorgenomen?

Bij iedere geneesmiddel hoort een bijsluiter. Daarin staan de gegevens van het medicijn. Dit levert je veel informatie op die je kunt gebruiken voor jezelf of om de ZV voor te lichten , maar ook om zelf inzicht te krijgen in werking en effecten van medicijnen.
Laat een bijsluiter zien. In een bijsluiter staat alles wat je over een medicijn moet weten. Bijvoorbeeld:
waarvoor het medicijn bedoeld is
hoe je het medicijn moet gebruiken
wanneer je het medicijn niet mag gebruiken

wanneer je voorzichtig moet zijn
welke bijwerkingen er mogelijk zijn
welke stoffen er in het medicijn zitten

Is vrije verkoop van bv paracetamol of ibuprofen in drogisterijen goed of fout?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Een aantal medicijnen zijn vrij te koop bij de drogist, apotheek, via internet of in de supermarkt en zelf bij de benzinepomp. Dit worden de zelfzorgmiddelen genoemd.

VRAAG: Wat vinden we hier van? PCM wordt bijna overal verkocht, toch kan je met een bepaalde hoeveelheid PCM ernstige leverschade krijgen.
Andere medicijnen zijn alleen op naam en met recept te verkrijgen. Dit zijn receptmedicijnen. De arts schrijft het recept en de zorgvrager kan het geneesmiddel bij de apotheek ophalen. De apotheek is verplicht informatie over de medicijnen te verstrekken.

Slide 10 - Tekstslide

VRAAG: wie is er bevoegd tot het schrijven van medicijnen?

Bevoegd tot het schrijven van een medicijn zijn artsen, tandartsen, verloskundigen en enkele gespecialiseerde verpleegkundigen.

 Zij kunnen alleen geneesmiddelen voorschrijven die verband houden met de uitoefening van hun beroep. De arts zal bij het voorschrijven rekening moeten houden met leeftijd, gewicht en lengte van de ZV. Een kind heeft van een bepaald medicijn minder nodig dan een volwassen man van 90 kilo.
Tegenwoordig gaan recepten ook wel via de PC rechtstreeks naar de apotheek. Hierdoor omzeil je het beruchte doktershandschrift. Iedereen kan duidelijk lezen wat er staat.

Slide 11 - Tekstslide

Ieder medicijn heeft zijn eigen etiket en moet aan verschillende eisen voldoen. Soms worden de stickers voorzien van een extra kleurkenmerk.
 Geneesmiddelen voor inwendig gebruik hebben een wit etiket. 

Op geneesmiddelen voor uitwendig gebruik kan een wit etiket zitten met (bovenaan) een blauwe horizontale streep, waarop staat ‘niet om in te nemen’.
Op de verpakking zit soms ook een rode of gele sticker. 

Op deze gele sticker staat met zwarte letters ‘Dit geneesmiddel kan het reactievermogen verminderen’ wat betekent dat bijvoorbeeld autorijden en werken met gevaarlijke machines wordt afgeraden.
Laat deze verschillende doosjes met etiketten zien en rond de klas gaan.

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik evt. de kar en medicijnklapper.
In het ZH gaat het tegenwoordig digitaal. Nachtdienst kan in een zorginstelling med. nog uitzetten. Binnen defensie zijn we nog niet digitaal!
Dus wie schrijft die blijft!.

Slide 13 - Tekstslide

Voor veel medicijnen kan een zwagerschap bij de ZV een contra-indicatie zijn om het medicijn voor te schrijven, omdat het medicijn schadelijk kan zijn voor de moeder en/of het ongeboren kind.

 Het is je taak als verpleegkundige om een arts op mogelijke contra-indicaties te wijzen wanneer je een recept in ontvangst neemt.

Slide 14 - Tekstslide

Een geneesmiddel moet een werking hebben die een probleem of kwaal aanpakt. 

Aangezien er verschillende problemen en kwalen bestaan zijn er ook verschillende redenen om geneesmiddelen toe te dienen.

VRAAG: bedenk bij elke reden een voorbeeld medicijn dat we kennen uit de praktijk.
Symptoombestrijding: de werking bestaat eruit dat de verschijnselen (symptomen) die bij een ziekte of aandoening horen, verminderen of verdwijnen. De bekendste hiervan is de pijnstiller. Deze neemt de pijn weg, maar niet de oorzaak. De pijnstiller maakt het leven met een ernstige ziekte dragelijk. Dit geeft risico op teveel aan gebruik.

Causale werking: geneesmiddelen met een causale werking pakken de oorzaak van een ziekte aan. Voorbeeld is antibiotica. Let op resistentie bij teveel van gebruik.
Tekorten aanvullen: als het lichaam tekort heeft aan bepaalde stoffen door ouderdom of onderliggend lijden door ziekte of infectie, kan een preparaat of aanvullende stof worden voorgeschreven. Voorbeeld zijn ijzertabletten of insuline injecties.

Profylactische werking: hier worden geneesmiddelen toegediend om het ontstaan van een ziekte te voorkomen. Voorbeeld hiervan is de griepprik en bijvoorbeeld tetanus, dat na een ongeval vaak wordt voorgeschreven. Een ander bekend voorbeeld is de anticonceptiepil.

Placebo: het heeft de vorm en het uiterlijk van een medicijn, maar er zitten geen werkzame stoffen in. Er is gebleken dat medicijnen suggestieve werking kunnen hebben. Toediening van een willekeurige medicijn, ook zonder werkzame stof, kan al tot een vermindering van de klachten leiden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Poeder niet direct in de mond doen en dan water erbij. Dit geeft irritaties van het slijmvlies.

Niet teveel water, ZV moet het geheel wel weg kunnen krijgen

Slide 17 - Tekstslide

Let op: bij tabletten zonder breukstreep is het niet verstandig deze te breken. Dit omdat de werkzame stof niet geheel gelijk in het tablet is verdeeld. Op het etiket zal waarschijnlijk staan dat het medicijn/tablet in zijn geheel moet worden doorgeslikt.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

een suspensie is een mengsel van een vloeistof met daarin deeltjes VASTE stof

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies