PV: Andere tijd zetten
WG: PV hoort bij WG. Alle werkwoorden in de zin.
O: WIE het doet (Wie + WG = ?)
LV: WAT (vaak een voorwerp, soms een mens) Begint NOOIT met een voorzetsel.
MV: AAN WIE of VOOR WIE (vaak een persoon!)
BWB: Plaats, tijd, waar, waarheen, met wie, met wat, op welke manier.... etc. Alles wat overblijft.