In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Verzorging
Toets hoofdstuk 5
Slide 1 - Tekstslide
Open vragen
Slide 2 - Tekstslide
Bekijk het energielabel van afbeelding 4. De koelkast valt in energieklasse A++. Welk gegeven op dit energielabel geeft je de informatie die bij energieklasse A++ hoort?
Slide 3 - Open vraag
Hoeveel geluid produceert deze koelkast?
Slide 4 - Open vraag
Veel mensen gebruiken ovenreinigers om de oven mee schoon te maken. Waardoor is dit schoonmaakmiddel schadelijk voor het milieu?
Slide 5 - Open vraag
Lees bovenstaande tekst. Daarna komt hier een vraag over
Slide 6 - Tekstslide
Om welke twee redenen ziet de was er tegenwoordig beter uit dan vroeger?
Slide 7 - Open vraag
Andere typen vragen
Slide 8 - Tekstslide
In afbeelding 2 zie je drie waarschuwingssymbolen. Schrijf de namen bij de nummers
Slide 9 - Open vraag
In afbeelding 3 zie je drie behandelingssymbolen. Schrijf de namen bij de nummers
Slide 10 - Open vraag
Maria heeft van haar gezin een overzicht gemaakt van verschillende uitgaven. In de volgende tabel zie je de uitgaven van haar ouders, haarzelf en haar broer Pim.
Geef van elke uitgave aan bij welke groep uitgaven deze hoort. Kies uit: gezinsuitgave – huishoudelijke uitgave – persoonlijke uitgave.
Slide 11 - Open vraag
Meerkeuze vragen
Slide 12 - Tekstslide
Welke uitspraak over mantelzorg is goed?
A
Mantelzorg is betaald werk voor onbekende patiënten.
B
Mantelzorg is verplicht in Nederland voor familieleden.
C
Mantelzorg zorgt ervoor dat ouderen langer zelfstandig kunnen wonen.
D
Mantelzorg zorgt ervoor dat ouderen sneller in een verzorgingshuis kunnen wonen.
Slide 13 - Quizvraag
Niels maakt een werkstuk over het huishouden van vroeger en nu. Bij het voorbereiden schrijft hij drie verschillen op.
Welk verschil dat Niels noteert, is juist?
A
Het huishouden kost nu meer elektriciteit.
B
Het huishouden kost nu meer lichamelijke inspanning.
C
Het huishouden kost nu meer tijd.
Slide 14 - Quizvraag
Derek en Rosanne zijn beiden eerder getrouwd geweest. Ze hebben allebei twee kinderen uit hun eerste huwelijk. Rosanne is in verwachting van hun eerste kind samen.
Hoe noem je de samenlevingsvorm van Derek en Rosanne?
A
eenoudergezin
B
gehuwd samenwonen
C
samengesteld gezin
D
tweeverdienersgezin
Slide 15 - Quizvraag
In de afgelopen honderd jaar is er veel veranderd voor vrouwen door de emancipatie. Zo zijn er verschillende wetten ingesteld en kregen vrouwen stemrecht.
Welke wet zorgt ervoor dat een werkgever geen verschil mag maken tussen mannen en vrouwen tijdens een sollicitatiegesprek?
A
Wet gelijke behandeling
B
Wet op betaald werk
C
Wet op gelijk loon
Slide 16 - Quizvraag
Mo en Jelle doen het spelletje ‘het verboden woord’. Mo moet aan Jelle een omschrijving van een woord geven zonder het woord te noemen. Mo geeft de volgende omschrijving: ‘Deze dingen komen van een schaap. Ze kunnen crèmekleurig zijn, maar kunnen ook geverfd worden. Ze zijn heel sterk, maar kreuken wel snel.’
Welke soort vezel wordt bedoeld met de omschrijving van Mo?
A
mengvezel
B
natuurlijke vezel
C
synthetische vezel
Slide 17 - Quizvraag
Welke van de volgende maatregelen bespaart de minste energie?
A
apparaten met energielabel A+++ kopen
B
de verwarming een graad lager zetten
C
opladers in het stopcontact laten zitten
D
zo min mogelijk apparaten op stand-by zetten
Slide 18 - Quizvraag
In en om het huis kun je verschillende dingen doen om ongevallen te voorkomen. Welk van de onderstaande adviezen is juist?
A
Bij een gaslek moet je de hoofdkraan dichtdraaien.
B
Draai het gas open voor je een lucifer aansteekt.
C
Gebruik een apparaat met een beschadigd snoer.
Slide 19 - Quizvraag
Heb je direct recht op geldteruggave wanneer je een ondeugdelijk product koopt?
A
Dat ligt aan de afspraken zoals deze op de kassabon staan.
B
Ja, dit is het recht van degene die het product koopt.
C
Nee, de winkelier mag eerst het product repareren of een ander exemplaar leveren.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een consument?
A
de kostwinner van het gezin
B
een organisatie van klanten
C
iemand die iets koopt
D
iemand die iets verkoopt
Slide 21 - Quizvraag
In afbeelding 1 zie je een vergelijkend warenonderzoek naar bontwasmiddelen. Bontwasmiddelen zijn wasmiddelen voor gekleurde was. Deze afbeelding hoort bij de komende 2 vragen.
Slide 22 - Tekstslide
Kees wil een wasmiddel dat goed houdbaar is, goed schoonwast en toch goedkoop is. Welk wasmiddel zou Kees moeten kiezen?
A
Edah color
B
Hema color super compact
C
Klok color plus
D
Persil tabs color
Slide 23 - Quizvraag
Welk wasmiddel uit de categorie ‘redelijk’ is het best voor het milieu?
A
AH color
B
Amway SA8 color
C
Ariël color
D
Norma color
Slide 24 - Quizvraag
Waar/niet waar vragen
Slide 25 - Tekstslide
Een gezin van tien mensen of meer heet een grootfamilie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
In een traditioneel gezin werkt de vader en zorgt de moeder voor het huishouden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Bij het huishouden let je op je lichaamshouding.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Bij schoonmaken verwijder je stof en onzichtbaar vuil.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Natuurlijke vezels zijn gemaakt uit aardolie of steenkool.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
Een voorbeeld van veilig omgaan met schoonmaakmiddelen is de schoonmaakmiddelen bewaren in de verpakking waarin je ze gekocht hebt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quizvraag
Huishoudelijke uitgaven zijn voor alle mensen in Nederland gelijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Een bestelbon is een bewijs van een koopovereenkomst.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Skaters laten door hun kleding zien dat ze bij een groep horen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quizvraag
De Consumentenbond geeft informatie over misleidende reclame.