Lees tekst 3 op bladzijde 112. Pak je schrift erbij en beantwoord onderstaande vragen:
1. Wat is de bron van de tekst?
2. Als je naar de bron kijkt, wat is dan waarschijnlijk het tekstdoel van de tekst?
3. Waarom kun je de titel van van de tekst niet een-op-een overnemen als onderwerp?
4. Wat is het deelonderwerp van alinea 4? Welk tussenkopje zou je erboven kunnen zetten?
5. Heeft tekst 3 een twee- of een driedeling?
6. Wat is de functie van het slot?
7. Waarnaar verwijst het woordje 'die' in de zin 'En die schijnt net zo lekker te smaken als de echte'? (r. 4-5)
8. Noteer alle signaalwoorden in de tekst en schrijf erbij om welk tekstverband het gaat.