HAVO 3 Voorbereiding Toets Periode 3 (Leesvaardigheid)

Woordenschat & Lezen
Voorbereiding Toets Periode 3
Emelwerda College
HAVO 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat & Lezen
Voorbereiding Toets Periode 3
Emelwerda College
HAVO 3

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak, stijlfiguren en stijlfouten

Slide 2 - Tekstslide

Op Tweede Paasdag vielen er hagelstenen zo groot als eieren.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymie
D
Personificatie

Slide 3 - Quizvraag

Oranje heeft nog de eerste punten gehaald op het WK-curling.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymie
D
personificatie

Slide 4 - Quizvraag

Beeldspraak
Vergelijking: twee dingen naast elkaar zetten die op elkaar lijken (object en beeld) 
(Jouw kamer is een zwijnenstal.)
Metafoor: het object helemaal vervangen door het beeld 
(Het is hier een zwijnenstal.)
Metonymie: er is een overeenkomst tussen beeld en object 
(Oranje wint goud.)
Personificatie: een levenloos ding krijgt een menselijke eigenschap
(De wind huilt.)

Slide 5 - Tekstslide

Moet ik het nou voor de duizendste keer zeggen? Deur achter je dicht!
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 6 - Quizvraag

Een deel van het personeel zal moeten afvloeien.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 7 - Quizvraag

Die poolreizigers zullen het wel frisjes hebben.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 8 - Quizvraag

Stijlfiguren
Hyperbool: je overdrijft sterk
Hij barst van het geld.
Understatement: je zwakt iets af: iets is minder groot, mooi of belangrijk dan in werkelijkheid
Ze heeft wel een paar centen.
Eufemisme: je zegt iets zo dat het minder hard overkomt
Hij is niet meer onder ons.

Slide 9 - Tekstslide

Bij dit winterweer is er een grote kans op mogelijke gladheid.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 10 - Quizvraag

Met veel concentratie tekenden de leerlingen ronde cirkels voor hun Technasium-project.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 11 - Quizvraag

Welke stijlfout(en) bevat deze zin:
De meisjes ruimden de witte sneeuw op want er konden immers jongens over uitglijden.

Slide 12 - Open vraag

Stijlfouten
Tautologie: twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen (synoniemen)
(Haastig liep hij snel naar het station, maar hij miste echter de bus.)
Pleonasme: een eigenschap van een zaak of persoon nog eens nadrukkelijk omschrijven
(houten boomstam, weer hervatten)

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatie

Slide 14 - Tekstslide

Een schrijver onderbouwt zijn standpunt met drie argumenten.
Dit is:
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
enkelvoudige onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quizvraag

Argumentatie I
Een schrijver heeft een standpunt of mening.

Dit standpunt onderbouwt hij met argumenten.

Argumenten kunnen feitelijk en niet-feitelijk zijn.
Een feitelijk argument kun je controleren, een niet-feitelijk argument niet.

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatie I
Enkelvoudige argumentatie: standpunt met 1 argument
Meervoudige argumentatie: standpunt met meer argumenten

Onderschikkende argumentatie: een argument wordt onderbouwd met een ondersteunend argument
Meervoudige onderschikkende argumentatie: er zijn meer argumenten; minimaal één wordt verder ondersteund.

Slide 17 - Tekstslide

Een tegenargument ontkracht je met
A
een ander argument
B
feiten
C
een weerlegging
D
een onderbouwing

Slide 18 - Quizvraag

Argumentatie II
In een betogende tekst kan een schrijver ook een tegenargument inbrengen.
Let op signaalwoorden: immers, namelijk, omdat, want etc.

Een tegenargument wordt ontkracht met een weerlegging.
Let op signaalwoorden: maar, hoewel, echter, toch etc.

Slide 19 - Tekstslide

Kritisch lezen

Slide 20 - Tekstslide

Bij kritisch lezen let je NIET op:
A
de deskundigheid van de auteur
B
waar en wanneer een tekst gepubliceerd is
C
of de titel en tussenkopjes kloppen
D
of de argumentatie te weerleggen is

Slide 21 - Quizvraag

Welk artikel is het meest betrouwbaar?
A
Een artikel van Rutte in de Libelle (damesblad).
B
Een artikel van Wilders in Privé
C
Een artikel van Sigrid Kaag in NRC (krant)
D
Een artikel van Baudet in de Noordoostpolder

Slide 22 - Quizvraag

Kritisch lezen
Let op:
- deskundigheid schrijver
- waar en wanneer gepubliceerd
- correct Nederlands
- zijn er recente gegevens gebruikt?
- zijn de geraadpleegde bronnen deskundig en betrouwbaar
- (on)partijdigheid schrijver
- zwakke of sterke argumentatie

Slide 23 - Tekstslide

Succes met de toets!

Slide 24 - Tekstslide