Beknopte bijzin

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Grammatica 

• Herhalen bijzin en hoofdzin
• Uitleg beknopte bijzin

Kenmerken
van een hoofdzin

Kenmerken van
een bijzin

Een beknopte bijzin heeft een persoonsvorm

1. juist
2. niet juist

Tessa gaat naar de opticien, want ze heeft een nieuwe bril nodig.

1. hoofdzin, hoofdzin
2. hoofdzin, bijzin
3. bijzin, hoofdzin
4. bijzin, bijzin

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.

1. bijzin, hoofdzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, bijzin
4. hoofdzin, bijzin

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.

1. bijzin, bijzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, hoofdzin
4. hoofdzin, bijzin

Nina leest een boek en Cato is aan het koken.

1. bijzin, hoofdzin
2. bijzin, bijzin
3. hoofdzin, hoofdzin
4. hoofdzin, bijzin

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.

1. bijzin, bijzin
2. hoofdzin, bijzin
3. bijzin, hoofdzin
4. hoofdzin, hoofdzin

Beknopte bijzin

- Geen:
 persoonsvorm en onderwerp

- Wel:
een voltooid deelwoord, een onvoltooid deelwoord of te + infinitief 

Na thuisgekomen te zijn, smijt ze haar tas weg en trekt ze haar sloffen aan.

1. Bijzin
2. Beknopte bijzin

Toen de stroom uitviel, staken we kaarsen aan.

1. Bijzin
2. Beknopte bijzin

Voorzichtig rijdend, vervolg ik de weg naar huis.

1. Bijzin
2. Beknopte bijzin

Terwijl hij schold op zijn coach, liep Max de kleedkamer uit.

1. Bijzin
2. Beknopte bijzin

Maak van de beknopte bijzin een normale bijzin: Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.

Huilend van het lachen zat Laura in de les.

1. Bijzin
2. Beknopte bijzin

Op het vliegveld aangekomen bestelde ze meteen een taxi.

1. Bijzin
2. Beknopte bijzin

Wat heb je geleerd? 

• Het herkennen van de beknopte bijzin
• Je kan hoofdzinnen en bijzinnen van elkaar onderscheiden

• Beluister het filmpje op de volgende pagina
• Grammatica zinsdelen 3.7 > opdracht 1 t/m 8