Zenuwstelsel

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les: 

kun jij  de werking van het zenuwstelsel beschrijven


kun jij  de onderdelen van het zenuwstelsel benoemen



Slide 2 - Tekstslide

Het zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel
Hersenen, hersenstam, ruggenmerg
Perifere Zenuwstelsel
Beweging,tast, balans, kijken en horen
Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch ACTIE
Parasympatisch  RUST

Slide 3 - Tekstslide

Functie zenuwstelsel
  • Het verwerken van impulsen die afkomstig zijn van zintuigen.

      In zintuigcellen ontstaan impulsen onder invloed van        prikkels

  • Regelen van de werking van spieren en klieren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Hersenen
  • 86 miljard zenuwcellen
  • iedere zenuwcel kan met ongeveer 5.000 andere zenuwcellen verbinding maken
  • wegen 1 - 1,5 kg

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het gewicht van de hersenen?
A
1.5 - 2 kg
B
2 - 2.5 kg
C
0.5 - 1 kg
D
1 - 1,5 kg

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel verbindingen kan een zenuwcel maken?
A
Met 10.000 andere zenuwcellen
B
Met ongeveer 5.000 andere zenuwcellen
C
Met 1.000 andere zenuwcellen
D
Met 2.000 andere zenuwcellen

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel zenuwcellen bevinden zich in de hersenen?
A
86 miljard
B
100 miljard
C
50 miljard
D
75 miljard

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Hersenen
Grote hersenen
  • verantwoordelijke voor alle bewuste bewegingen

Kleine hersenen
  • zorgen voor coordinatie van allerlei gelijktijdige werking van spieren en organen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hersenstam
Ruggenmerg
Hersenstam
  • zorgt voor veel processen, zoals bloeddruk, temperatuur, ademhaling

Ruggenmerg
  • schakels tussen hersenen en spieren/organen

Slide 15 - Tekstslide

Ruggenmerg
-Hoofd en hals direct met hersenen verbonden
-Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden
-Impulsen gaan via ruggenmerg naar de hersenen

Slide 16 - Tekstslide

Welke delen van het lichaam zijn direct met de hersenen verbonden?
A
Schouders en rug
B
Romp en ledematen
C
Hoofd en hals
D
Buik en benen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de rol van het ruggenmerg?
A
Zorgt voor bloeddruk en temperatuur
B
Zorgt voor ademhaling
C
Schakels tussen hersenen en spieren/organen
D
Verantwoordelijk voor alle bewuste bewegingen

Slide 18 - Quizvraag

Welke processen worden gereguleerd door de hersenstam?
A
Bewuste bewegingen
B
Schakels tussen hersenen en spieren/organen
C
Bloeddruk, temperatuur, ademhaling
D
Coordinatie van spieren en organen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de rol van de kleine hersenen?
A
Zorgen voor coordinatie van gelijktijdige werking van spieren en organen
B
Zorgen voor bloeddruk en temperatuur
C
Verantwoordelijk voor alle bewuste bewegingen
D
Zorgen voor ademhaling

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de functie van de grote hersenen?
A
Zorgen voor bloeddruk en temperatuur
B
Verantwoordelijk voor alle bewuste bewegingen
C
Zorgen voor coordinatie van spieren en organen
D
Zorgen voor ademhaling

Slide 21 - Quizvraag

functie
hersenen krijgen info vanuit 
* sensorische zenuwen  vanbuiten:  (zien, horen, ruiken, voelen en proeven)
van binnennuit het lichaam info over bloeddruk, temperatuur, 

komt binnen via sensorische cel, gaat via ruggenmerg naar hersenen 

Slide 22 - Tekstslide

Perifere Zenuwstelsel
Vervoerders van 'prikkels' van zintuigen naar het CZS en van het CZS naar de spieren en organen
  1. motoriek
  2. aanraken
  3. evenwicht
  4. visueel
  5. geluid

Slide 23 - Tekstslide

motorische zintuigen 
via de hersenen terug naar ruggenmerg en de motorische uitput.  zij gaan naar het doelorgaan.

willekeurig ; iets wat we bewust aansturen. bv hand opsteken 
onwillekeurig ; geen bewuste invloed, bv hartslag is nu 80 pm


Slide 24 - Tekstslide

Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch
ACTIE
Gaspedaal

Parasympatisch
RUST
Rempedaal

Slide 25 - Tekstslide

sympatisch
fight - flight
  • Alert
  • zweetklieren
  • hartslag omhoog 
  • stress systeem in actie
  • lever geeft suikers af
  • arm, been, buikspieren spannen aan




Slide 26 - Tekstslide

para sympatisch 
rust - herstel 
  • normale ademhaling
  • zweten stopt
  • spierspanning daalt
  • hartslag daalt
  • voedsel wordt verteerd

Slide 27 - Tekstslide

Welk deel van het zenuwstelsel is verantwoordelijk voor het bewust aansturen van handbewegingen?
A
Sympathisch zenuwstelsel
B
Willekeurig motorisch zenuwstelsel
C
Parasympathisch zenuwstelsel
D
Onwillekeurig autonoom zenuwstelsel

Slide 28 - Quizvraag

Welk effect heeft het parasympathisch zenuwstelsel op de hartslag?
A
Hartslag daalt
B
Hartslag stopt
C
Hartslag stijgt
D
Hartslag blijft hetzelfde

Slide 29 - Quizvraag

Welk zenuwstelsel is verantwoordelijk voor 'fight or flight' reacties?
A
Autonome zenuwstelsel
B
Parasympathisch zenuwstelsel
C
Sympathisch zenuwstelsel
D
Perifere zenuwstelsel

Slide 30 - Quizvraag

Welk deel van het zenuwstelsel vervoert prikkels van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel?
A
Perifere zenuwstelsel
B
Sympathisch zenuwstelsel
C
Autonome zenuwstelsel
D
Motorische zenuwstelsel

Slide 31 - Quizvraag

Hoe komen sensorische prikkels van buiten het lichaam de hersenen binnen?
A
Via het motorische zenuwstelsel
B
Via het autonome zenuwstelsel
C
Via sensorische zenuwen
D
Via het ruggenmerg

Slide 32 - Quizvraag

Waarnemen
Met behulp van je zintuigen informatie verzamelen.

Slide 33 - Tekstslide

Wat nemen we waar?
We nemen prikkels waar.

Externe prikkels: Veranderingen in je omgeving (buiten je lichaam)

Interne prikkels: Veranderingen in je lichaam

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een impuls?
Je hersenen moeten de informatie van buiten (of binnen) het lichaam wel begrijpen.  Daarom zetten je zintuigen de informatie om in een elektrisch signaal: 

Een impuls

Slide 35 - Tekstslide

Drempelwaarde
Waarom merk je sommige veranderingen niet?

Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden.

Slide 36 - Tekstslide

Waarom merk je sommige veranderingen niet?
A
Omdat je zintuigen niet goed werken
B
Vanwege een overvloed aan externe prikkels
C
Doordat je te veel prikkels ontvangt
D
Drempelwaarde: De minimale hoeveelheid die je nodig hebt van een prikkel, om het een impuls te laten worden.

Slide 37 - Quizvraag

Wat zijn externe prikkels?
A
Minimale hoeveelheden van prikkels
B
Veranderingen in je omgeving
C
Elektrische signalen in je zintuigen
D
Veranderingen in je lichaam

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een impuls?
A
Een elektrisch signaal
B
Een minimale hoeveelheid van een prikkel
C
Een verandering in je omgeving
D
Een elektrische stroom

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

onderdelen zenuwcel (neuron)

Dendrieten: meerdere korte celuitlopers, deze geleiden de impuls naar het cellichaam.
Cellichaam: elk neuron heeft een cellichaam waarin zich de kern bevindt. 
Celkern: in de kern is de genetische code, ofwel het DNA opgeslagen, die bepaalt hoe de cel zich ontwikkelt en werkt.
Axon: één lange uitloper die zich uitstrekt naar een ander neuron,spier of klier.
Myeline: wit vettig materiaal dat zich om het axon bevindt. Maakt snellere impulsgeleiding mogelijk.
Synaps: is een speciaal gebied waar de zenuwprikkels van de ene zenuw overgaan op de andere en hier kunnen twee zenuwcellen communiceren. Dit gebeurt door het vrijkomen van chemische stoffen, de neurotransmitters

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Het zenuwstelsel bestaat uit
A
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
B
centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
C
centraal zenuwstelsel en lichaamzenuwen
D
perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen

Slide 43 - Quizvraag

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 44 - Quizvraag

Sleep de kenmerken naar het juiste zenuwstelsel
Heb je niet alles goed? Druk op reset.

Sympatisch zenuwstelsel
Parasympatisch zenuwstelsel
Stimulatie van de hartactiviteit en ademhaling
Opslag reservevoedsel
Bloedvatverwijding in spijsverteringsorgaan
Afgifte adrenaline
Minder energieverbruik
Toename zweetproductie

Slide 45 - Sleepvraag

Dendriet
Cellichaam
Kern

Slide 46 - Sleepvraag

Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen

Slide 47 - Sleepvraag

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 48 - Quizvraag

Een ander woord voor een zenuwcel is?
A
Dendriet
B
Impulsen
C
Neuronen
D
Axon

Slide 49 - Quizvraag

Zenuwcellen hebben vertakte uitlopers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 50 - Quizvraag

Een axon is?
A
Witte mergschede
B
Een lange uitloper van een neuron
C
Grijze stof
D
Een korte uitloper van een neuron

Slide 51 - Quizvraag

Expert
Maken het zenuwstelsel (module 09) en certificaat plaatsen in it's learning

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide