H4 - Spelling

H6 - spelling
over de persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H6 - spelling
over de persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n)

Slide 1 - Tekstslide

Planning van deze les
- Lesdoel
- Voorkennis ophalen
- Instructie
- Samen starten met opdracht 1/2
- Verwerking
- Afronden/terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Wat weet je nog over de volgende werkwoordsvormen?
- persoonsvorm
- een infinitief
- bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) of -tte(n) moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt. 

Persoonsvorm? Infinitief? Bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Meervoud pvtt schrijf je met -den en -ten:
- behoeden: Ouders behoeden hun kinderen graag voor narigheid. 
- posten: Posten jullie deze brieven vandaag nog?

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Pvvt schrijf je met -dde(n) of -tte(n):
- landen: Hoe laat landden die passagiers gisteren op Schiphol?
- misten: Het mistte vanmorgen in grote delen van het land. 

Slide 7 - Tekstslide

Infinitief (inf)
Van een infinitief vind je de spelling in het woordenboek of op woordenlijst.org

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (vd) en bijvoeglijk naamwoord (bn)

Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk, dus met -de of -te. 
Behalve als -dde of -tte nodig is voor de uitspraak. 


vergoeden
vergoed
de vergoede schade
testen
getest
het geteste vuurwerk
redden
gered
de geredde vluchteling

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2
infinitief
pvtt 
pvvt
vd
bn
a. bekladden 
b. scannen
c. schorsen
d. stichten
e. verachten
f. verbreden

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 3
1 pvvt  verpootte
2 pvvt  Verblindde
3 bn  verwende, inf  wachten
4 pvvt  trachtte; bn  ingerichte; inf  verhuren

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 5
1 beloofde
2 gebraden
3 gezette 
4 gebarsten 


Slide 12 - Tekstslide


Spelling: 
H4 - Opdracht 3 en 5
blz. 126-127






Verwerking
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct spellen. 

Slide 14 - Tekstslide