je/jij: wel of niet stam+t
Jij loopt, Je loopt
Als je of jij voor de persoonsvorm staat = stamt +t
Loop je, loop jij
Je of jij achter de persoonsvorm staat = stam
je en jij kun je omwisselen.
Loopt je zus naar huis? Loopt jouw zus naar huis?
Je achter persoonsvorm krijgt wel stam + t als je door jouw kan worden veranderd.
(jouw geeft altijd een een bezit aan)