V5 BE Herhaling H30 en 31

H30
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H30

Slide 1 - Tekstslide

Een ondernemer koopt een tafel in voor €2.420,- incl. btw. De inkoopprijs wordt verhoogd met 40%. Wat is de consumentenprijs (incl. btw).
A
€3.388,-
B
€3.238,59
C
€6.050,-
D
€4.099,48

Slide 2 - Quizvraag

€ 2.000.000
€    780.000
€ 1.220.000
€    220.000
€    300.000
€  550.000
€  700.000
€    80.000
€       5.000
€    75.000
€  625.000
€   156.250
€  468.750
Afschrijvingskosten
Belastingen (vpb 25%)
Bijzondere waardeverminderingen
Brutowinst
Financieringsresultaat
Inkoopwaarde
Interestbaten
Interestlasten
Omzet
Resultaat voor belasting
Resultaat na belasting
Totale kosten

Slide 3 - Sleepvraag

De kostprijs van een jas is €60. De brutowinstopslag is 40% van de verkoopprijs. Wat is de consumentenprijs?
A
€84
B
€101,64
C
€91,56
D
€121,00

Slide 4 - Quizvraag

Een ondernemer koopt een tafel in voor €2.420,- incl. btw. De inkoopprijs wordt verhoogd met 40%. Wat is de consumentenprijs (incl. btw).
A
€3.388,-
B
€3.238,59
C
€6.050,-
D
€4.099,48

Slide 5 - Quizvraag

Omzetbelasting is een inkomstenbron voor de:
A
Winkeliers
B
Overheid
C
Fabrikanten
D
De Koning

Slide 6 - Quizvraag

Herhaling H31

Slide 7 - Tekstslide

Hoe groot is de winst in het breakeven- punt?
A
Dat hangt af van de productiecapaciteit.
B
Dan is er geen winst.
C
Dan is de winst gelijk aan de totale opbrengsten.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting BEO?
A
Break-evenafzet
B
Break-evenpoint
C
Break-evenomzet

Slide 9 - Quizvraag

Vaste kosten € 13.500,-
Variabele kosten € 14,-
Verkoopprijs € 27,50
A
De break-evenafzet € 100,-
B
De break-evenafzet is 100
C
De break-evenafzet is € 1.000,-
D
De break-evenomzet is € 27.500,-

Slide 10 - Quizvraag

TO=45Q
TK =42Q+150.000
Hoeveel is de break-evenafzet?
A
50.000
B
3334
C
1.724
D
5.000

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de break-even afzet?
A
5.000
B
50.000
C
2.500.000
D
5.000.000

Slide 12 - Quizvraag

Hoe kun je break-even-afzet niet berekenen?
A
Totale winst = 0
B
Variabele kosten delen door brutowinst
C
Totale opbrengst = totale kosten
D
Omzet - alle kosten = 0

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de dekkingsbijdrage?
A
Afzet x (omzet - verkoopprijs)
B
Afzet x (verkoopprijs - variabele kosten)

Slide 14 - Quizvraag

Een dienstverlenende onderneming heeft de volgende gegevens verzameld voor 2025:

Tarief: € 15.500 per project
Totale constante kosten: € 397.500
Alle variabele kosten zijn proportioneel variabel.
De break-even afzet is gelijk aan 30 projecten. De verwachte afzet is gelijk aan 35 projecten.

Bereken de variabele kosten per project in 2025.
A
€ 2.250
B
€ 4.142,86
C
€ 4.833,33
D
€ 1.928,57

Slide 15 - Quizvraag

BEP , BEO en BEA
Break-even omzet (BEO)
Break-even afzet (BEA)
Break-even punt (BEP)

Slide 16 - Sleepvraag

De handelsonderneming XL verkoopt één product. In 2020 bedraagt de omzet € 225.000. De
inkoopwaarde van de omzet bedraagt 70% van de omzet. De overige kosten zijn als volgt
verdeeld:
- Totale constante bedrijfskosten: € 70.200,-
- Overige variabele bedrijfskosten: 3% van de omzet

Bereken de break-even omzet in 2020
A
€200.000
B
€260.000
C
€350.000
D
€420.000

Slide 17 - Quizvraag

Bereken Break-even omzet:
Verkoopprijs € 225. Vaste kosten € 3.000
Inkoopkosten € 48, overige variabele kosten € 2,30
A
€ 17
B
€ 18
C
€ 3.825
D
€ 4.050

Slide 18 - Quizvraag

Een onderneming uit Dordrecht produceert aluminium onderdelen voor de elektronische industrie. De onderneming heeft dit jaar de volgende kostenstructuur: constante kosten: € 1.500.000, variabele kosten: 60% van de omzet. Bereken de break-evenomzet van deze onderneming.
A
De break-evenomzet is 2.500.000 stuks.
B
De break-evenomzet is € 3.750.000.
C
De break-evenomzet is 3.750.000 stuks.
D
De break-evenomzet is € 2.500.000.

Slide 19 - Quizvraag