3-woorden-grammatica

Les 2 / Woordenschat
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 2 / Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Even kijken wat jullie onthouden hebben van de opdracht(en)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een metropool?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent hiërarchisch?

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent gulzig?

Slide 5 - Open vraag

Gisteren 
Woordraadstrategie geleerd: voorbeelden zoeken bij het woord.

Vaak na signaalwoorden --> 
Op nationale feestdagen, zoals Koningsdag of Bevrijdingsdag....
Na een dubbele punt --> 
Je kunt via internet veel feestartikelen kopen: slingers, ballonnen etc. 
Voorafgaand aan een moeilijk woord --> 
De Dag van de Leraar en de Dag van de Verpleging zijn dagen waarop we sommige beroepsgroepen in het zonnetje zetten. 

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag 
- Verzamelnamen
- Uitdrukkingen
- Spreekwoorden 

Slide 7 - Tekstslide

Bevrijdingsdag en Nieuwjaarsdag zijn voorbeelden van nationale feestdagen.
A

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een verzamelnaam?

Bevrijdingsdag en Nieuwjaarsdag zijn voorbeelden van nationale feestdagen.  Nationale feestdagen --> verzamelnaam voor al dit soort feestdagen. 

Weet jij de volgende verzamelnamen?

Slide 9 - Tekstslide

Slinger, lampion, confetti, ballonnen

Verzamelnaam =
A
Verjaardagsfeestje
B
Plastic meuk
C
Afval
D
Feestartikelen

Slide 10 - Quizvraag

Korfbal, voetbal, handbal, basketbal

verzamelnaam =
A
balsporten
B
stomme sporten
C
olympische sporten
D
slappe sporten

Slide 11 - Quizvraag

Kikkers, padden, salamanders

verzamelnaam =
A
zoogdieren
B
dieren
C
amfibieën
D
waterdieren

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor uitdrukkingen en spreekwoorden ken jij al?

Slide 13 - Woordweb

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen moet je meestal niet letterlijk nemen. Er wordt daarin vaak een vergelijking gemaakt met iets uit de werkelijkheid. We noemen dat figuurlijk taalgebruik. 

Voorbeeld: Hij kookt van binnen! 
Hij kook natuurlijk niet letterlijk, maar hij is razend/woedend. 

Slide 14 - Tekstslide

Maken:

Opdrachten 2 / 3 / 5 / 6, nummer 1. 

Slide 15 - Tekstslide