ik hoorde - hij hoorde - wij hoorden
ik kletste - hij kletste - wij kletsten
ik hapte - hij hapte - wij hapten
ik klaagde - hij klaagde - wij klaagden
ik fluisterde - hij fluisterde - wij fluisterden
ik likte - hij likte - wij likten
ik kuste - hij kuste - wij kusten
ik babbelde - hij babbelde - wij babbelden