VTHA: bloedtransfusie

Bloedtransfusie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • Bloed en bloedproducten
  • Indicaties toediening bloed(producten)
  • Kruisproef
  • Toedieningssnelheid berekenen
  • Controles
  • Instellen toedieningssnelheid
  • Complicaties
  • Nazorg

Slide 2 - Tekstslide

Vraag: waar worden bloedcellen aangemaakt? 
Antwoord: in het beenmerg 

Cijfers
Ieder jaar ontvangen zo’n 250.000 mensen in Nederland een bloedtransfusie met: 
rode bloedcellen, bloedplaatjes en/of plasma. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie?
Het betreft onder andere slachtoffers van ongevallen,
patiënten die een (grote) operatie ondergaan en patiënten die voor kanker of (kwaadaardige) bloedziekten worden behandeld.

Bloedtransfusies worden door een arts voorgeschreven. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van erytrocyten?
Wat is een tekort aan hemoglobine en ijzer? 
Wat is de functie van de witte bloedcellen? 
Wat is de functie van bloedplaatjes? 
Zuurstof vervoeren m.b.v. hemoglobine
Bloedarmoede
Functie in de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen
Zorgen ervoor dat het bloed stolt

Slide 5 - Sleepvraag

Erytrocyten: De rode bloedcellen zorgen voor 99% van de zuurstoftoevoer in het lichaam.

Hemoglobine en ijzer: IJzer is belangrijk voor de vorming van hemoglobine, een onderdeel van rode bloedcellen. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof door ons lichaam. IJzer is verder nodig om in onze cellen energie te produceren en ijzer draagt bij aan een normale werking van het afweersysteem.

Witte bloedcellen: Witte bloedcellen - ook wel leukocyten genoemd - zitten veel in je bloed en lymfeweefsel, maar zijn ook in de rest van het lichaam aanwezig. Ze beschermen je lichaam tegen lichaamsvreemde, schadelijke stoffen zoals virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en gisten. Daarnaast helpen ze bij het opruimen van afgestorven cellen in het lichaam.

Bloedplaatjes: Stolling van het bloed en helpen bij bescherming luchtwegen
Bloedproducten en redenen voor toediening
Rode bloedcellen (erytrocyten)
  • Bij veel bloedverlies
  • Bij patiënten die onvoldoende rode bloedcellen aanmaken
Bloedplasma (plasma)
  • Bij patiënten met brandwonden
  • Bij zeer groot bloedverlies
Bloedplaatjes (trombocyten)
  • Bij een kwaadaardige bloedziekte (bijv. leukemie)

Slide 6 - Tekstslide

Donorbloed wordt vrijwel nooit direct gebruikt voor bloedtransfusie. Vaak hebben zorgvragers maar een bepaald bestanddeel nodig. 
Centrifugeren: 
- Bloedplasma (bovenin, is het lichtst)
- Bloedplaatjes en witte bloedcellen in het midden
- Rode bloedcellen (onderin, het zwaarst)


Rode bloedcellen:
  • Bloedverlies: na ongeluk of grote operatie
  • Onvoldoende rode bloedcellen: een beenmergafwijking
Bloedplaatjes: bij behandeling met chemo wordt beenmerg gedood. Dit zorgt juist voor de aanmaak van bloedplaatjes. Gevolg: ernstig tekort hieraan. 
Is het veilig?
  • De kans op schadelijke gevolgen van een bloedtransfusie is    klein maar niet geheel uitgesloten.
  • Om bloedtransfusies zo veilig mogelijk te maken, worden er    maatregelen genomen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatregelen
  • alleen gezonde mensen kunnen bloeddonor worden;
  • donors geven hun bloed vrijwillig en onbetaald;
  • al het donorbloed wordt onder andere getest op:
        - een aantal geelzuchtvirussen (hepatitis B, C en E);
        - syfilis (SOA);
        - HIV, het virus dat aids kan veroorzaken;

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatregelen
  • bloedplaatjes worden gecontroleerd op de aanwezigheid     van bacteriën.
  • bloed van patiënt wordt voorafgaand aan een   bloedtransfusie gecontroleerd op de aanwezigheid van   afweerstoffen.
  • de afweerstoffen kunnen reageren met het donorbloed.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juiste match
  • Het is belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt    bij hem of haar ‘past’. 
  • Daarom wordt er bloed bij de patiënt afgenomen om de              bloedgroep en rhesusfactor vast te stellen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juiste match
  • Ook onderzoeken ze of er afweerstoffen tegen bloedcellen     in het bloed aanwezig zijn. 
  • Deze stoffen kunnen gevormd zijn na een zwangerschap of   vroegere bloedtransfusie. 
  • Als dat het geval is, kan het langer duren voor er ‘passend’   bloed voor de patiënt wordt gevonden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroepen kan je onderscheiden?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Je hebt 4 verschillende bloedgroepen:
  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep AB
  • Bloedgroep O

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kruisproef
Laboratoriumtest: 
  • Om te zien of de ontvanger afweerstoffen heeft tegen bloed van de donor, doen we een kruisproef. 
  • Hierbij brengen we in het laboratorium bloed van de donor en de ontvanger bij elkaar. 
  • Positieve kruisproef: geen bloedtransfusie

Slide 18 - Tekstslide

Kruisproef: past bloed ontvanger bij het donorbloed door te kijken of er klontering van het bloed plaatsvindt als het bloed wordt samengebracht. Zo ja, dan is de kruisproef positief. Dat wil zeggen dat het donorbloed niet geschikt is. 
Toedieningswijzen
  • Perifeer infuus
  • Centraal veneuze katheter
  • Perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC)
  • Port à cath

Slide 19 - Tekstslide

Een centraal veneuze katheter (CVK) is een dun slangetje dat via de huid wordt ingebracht in één van de grote bloedvaten in de hals of onder het sleutelbeen.

PICC: Onder plaatselijke verdoving wordt een dun, flexibel infuusslangetje in het bloedvat van de bovenarm ingebracht. Het uiteinde van de PICC-lijn ligt tot vlakbij het hart. Via deze lijn worden medicatie, bloed en bloedproducten gegeven en er kan ook, zonder u te prikken, bloed door worden afgenomen. 

Een Port-A-Cath, afgekort een PAC, is een klein kastje van metaal. Dit kastje komt onder de huid in het vetweefsel van uw borstkas te liggen, bij voorkeur onder het rechtersleutelbeen waar het maanden kan blijven zitten. Een interventieradioloog plaatst de PAC onder plaatselijke verdoving.
Hoeveel druppels bevat 1 ml bloed?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningssnelheid
  • Met behulp van pomp: snelheid   bereken hoeveel ml/uur
  • Zonder pomp: druppelsnelheid     per minuut berekenen  
  • Formule > 1ml = 16 druppels 
 
  

Slide 21 - Tekstslide

Formule: totaal aantal druppels =
                  totaal aantal minuten

                  aantal ml x 16
                  uren x 60 
Inloopsnelheid
  • De inloopsnelheid is afhankelijk van de conditie van de patiënt.
  • De gangbare toediensnelheid bij een stabiele patiënt is:

       erytrocyten: 300 ml in 1-2 uur
       trombocyten: 300 ml in 15-30 minuten (zo snel mogelijk)
       plasma: ongeveer 300 ml in 15-30 minuten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke controles voer je uit voor, tijdens en na een bloedtransfusie?
A
bloeddruk
B
temperatuur
C
pols
D
alle drie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Controle vitale functies
Je controleert de vitale parameters van de cliënt:
  • temperatuur
  • pols
  • bloeddruk
  • algemene conditie van de cliënt.

De vitale parameters controleer je om een (transfusie)reactie op tijd vast te stellen!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer meten?

vóór transfusie
5-10 minuten na de start van de transfusie
bij een transfusiereactie
bij afkoppelen van de transfusie
na de transfusie

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Controleer een bloedproduct op basis van de criteria

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controles voor toediening
  • Kruisproef  gedaan?
  • Dubbele controle: controleer bloedproduct    met het transfusieformulier en de     opdracht  arts.
  • Je kijkt naar het product,  hoeveelheid, en     de toedieningssnelheid.

Slide 27 - Tekstslide

  • Bij ophalen bloed bij het laboratorium 
  • Voor aanhangen bij de patiënt controleer je de gegevens nogmaals met een collega. Je controleert pols, bloeddruk en temperatuur om transfusiereacties te observeren.
Controles bloedproduct
  • Naam en geboortedatum
  • Bloedgroep
  • Kruisproef (moet negatief zijn)
  • Conditie zak
  • Administratieve gegevens zorgvrager
  • Productnummer bloedproduct
  • Vervaldatum bloedproduct

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transfusie en controles
  • Zak met bloedproduct voorzichtig aanprikken (zak neerleggen en spike met een draaiende beweging insteken)
  • Systeem vullen met bloed
  • Druppelsnelheid instellen
  • Controle pols, bloeddruk en temperatuur 5-15 minuten na de start
Nazorg
  • Infuusslang naspoelen 
  • Infuusslang direct vervangen of     binnen 24 uur na beëindiging   transfusie
  • Transfusiezak 24 uur bewaren

Slide 29 - Tekstslide

Druppelsnelheid: eerste 10 minuten: niet meer dan 20 ml van het bloedproduct toedienen.

Transfusie reactie
  • Soms kunnen cliënten allergisch (overgevoelig) reageren op eiwitten die   in het toe te dienen bloed aanwezig zijn. Dit heet een transfusiereactie.
  • Transfusiereacties kunnen acuut (binnen enkele minuten) tot enkele     dagen na een transfusie voorkomen. 
  • De vorming van afweerstoffen tegen het bloedproduct van de donor kan     na meerdere transfusies voorkomen en een allergische reactie   veroorzaken.

Slide 30 - Tekstslide

  1. Andere bestanddelen dan enkel waarvoor de transfusie wordt toegediend
  2. Lichaam maakt antistoffen tegen bloedcellen die het lichaam niet herkent 
  3. Reactie op de speciale vloeistoffen en op afbraakproducten van het bloed
  4. Bij een teveel aan ijzer kunnen organen beschadigd raken
Bijwerkingen

  • koorts, soms met koude rillingen
  • kortademigheid
  • lage bloeddruk
  • benauwdheid
  • anafylactische shock

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een reden om een bloedtransfusie te staken?
A
Koude rilling
B
Temperatuursteiging > 2 graden
C
Tachycardie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe te handelen?
  • De transfusie moet bij ernstige klachten meteen stoppen. 
  • Bel een arts voor overleg en vervolgacties!
  • Koppel het bloedproduct af en sluit een schoon     infuussysteem met NaCl 0,9% aan. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Lezen:
protocol toedienen bloedproducten
patiëntenfolder bloedtransfusie volwassenen
patiëntenfolder bloedtransfusie bij kinderen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies