VTHA: bloedtransfusie

CVK
P.I. 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

CVK
P.I. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedtransfusie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • Bloed en bloedproducten
  • Indicaties toediening bloed(producten)
  • Kruisproef
  • Controles
  • Instellen toedieningssnelheid
  • Complicaties
  • Nazorg

Slide 3 - Tekstslide

Vraag: waar worden bloedcellen aangemaakt? 
Antwoord: in het beenmerg 

Cijfers
Ieder jaar ontvangen zo’n 250.000 mensen in Nederland een bloedtransfusie met: 
rode bloedcellen, bloedplaatjes en/of plasma. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele indicaties voor een transfusie
Bloedarmoede, laag trombocytengehalte;
Bloedingen na een operatie, ongeluk of bevalling;
Shock;
Vergiftigingen.

Bloedtransfusies worden door een arts voorgeschreven. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van erytrocyten?
Wat is een tekort aan hemoglobine en ijzer? 
Wat is de functie van de witte bloedcellen? 
Wat is de functie van bloedplaatjes? 

Zuurstof vervoeren m.b.v. hemoglobine.



 Bloedarmoede.

Functie in de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen.


Zorgen ervoor dat het bloed stolt.

Slide 6 - Sleepvraag

Erytrocyten: De rode bloedcellen zorgen voor 99% van de zuurstoftoevoer in het lichaam.

Hemoglobine en ijzer: IJzer is belangrijk voor de vorming van hemoglobine, een onderdeel van rode bloedcellen. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof door ons lichaam. IJzer is verder nodig om in onze cellen energie te produceren en ijzer draagt bij aan een normale werking van het afweersysteem.

Witte bloedcellen: Witte bloedcellen - ook wel leukocyten genoemd - zitten veel in je bloed en lymfeweefsel, maar zijn ook in de rest van het lichaam aanwezig. Ze beschermen je lichaam tegen lichaamsvreemde, schadelijke stoffen zoals virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en gisten. Daarnaast helpen ze bij het opruimen van afgestorven cellen in het lichaam.

Bloedplaatjes: Stolling van het bloed en helpen bij bescherming luchtwegen
Bloedproducten en redenen voor toediening
Rode bloedcellen (erytrocyten)
  • Bij veel bloedverlies, laag H,b
  • Bij patiënten die onvoldoende rode bloedcellen aanmaken
Bloedplasma (plasma)
  • Bij patiënten met brandwonden
  • Bij zeer groot bloedverlies
Bloedplaatjes (trombocyten)
  • Bij een kwaadaardige bloedziekte (bijv. leukemie)

Slide 7 - Tekstslide

Donorbloed wordt vrijwel nooit direct gebruikt voor bloedtransfusie. Vaak hebben zorgvragers maar een bepaald bestanddeel nodig. 
Centrifugeren: 
- Bloedplasma (bovenin, is het lichtst)
- Bloedplaatjes en witte bloedcellen in het midden
- Rode bloedcellen (onderin, het zwaarst)


Rode bloedcellen:
  • Bloedverlies: na ongeluk of grote operatie
  • Onvoldoende rode bloedcellen: een beenmergafwijking
Bloedplaatjes: bij behandeling met chemo wordt beenmerg gedood. Dit zorgt juist voor de aanmaak van bloedplaatjes. Gevolg: ernstig tekort hieraan. 
Bloeddonor.
  • Alleen gezonde mensen kunnen worden;
  • Donors geven hun bloed vrijwillig en onbetaald;
  • Al het donorbloed wordt onder andere getest op:
        - een aantal geelzuchtvirussen (hepatitis B, C en E);
        - syfilis (SOA);
        - HIV, het virus dat aids kan veroorzaken;

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatregelen
  • bloedplaatjes worden gecontroleerd op de aanwezigheid     van bacteriën;
  • bloed van patiënt wordt voorafgaand aan een   bloedtransfusie gecontroleerd op de aanwezigheid van   afweerstoffen;
  • de afweerstoffen kunnen reageren met het donorbloed.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juiste match
  • Het is belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt    bij hem of haar ‘past’. 
  • Daarom wordt er bloed bij de patiënt afgenomen om de              bloedgroep en rhesusfactor vast te stellen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroepen kan je onderscheiden?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedgroepen
Je hebt 4 verschillende bloedgroepen:
  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep AB
  • Bloedgroep O

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswijzen
  • Perifeer infuus
  • Centraal veneuze katheter
  • Perifeer ingebrachte centrale katheter (PICC)
  • Port à cath

Slide 14 - Tekstslide

Een centraal veneuze katheter (CVK) is een dun slangetje dat via de huid wordt ingebracht in één van de grote bloedvaten in de hals of onder het sleutelbeen.

PICC: Onder plaatselijke verdoving wordt een dun, flexibel infuusslangetje in het bloedvat van de bovenarm ingebracht. Het uiteinde van de PICC-lijn ligt tot vlakbij het hart. Via deze lijn worden medicatie, bloed en bloedproducten gegeven en er kan ook, zonder u te prikken, bloed door worden afgenomen. 

Een Port-A-Cath, afgekort een PAC, is een klein kastje van metaal. Dit kastje komt onder de huid in het vetweefsel van uw borstkas te liggen, bij voorkeur onder het rechtersleutelbeen waar het maanden kan blijven zitten. Een interventieradioloog plaatst de PAC onder plaatselijke verdoving.
Hoeveel druppels bevat 1 ml bloed?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningssnelheid
  • Met behulp van pomp: snelheid   bereken hoeveel ml/uur
  • Zonder pomp: druppelsnelheid     per minuut berekenen  
  • Formule > 1ml = 16 druppels 
 
  

Slide 16 - Tekstslide

Formule: totaal aantal druppels =
                  totaal aantal minuten

                  aantal ml x 16
                  uren x 60 
Inloopsnelheid
Waarom is dat van belang? 
  • De inloopsnelheid is afhankelijk van de conditie van de patiënt.
  • De gangbare toediensnelheid bij een stabiele patiënt is:

       erytrocyten: 300 ml in 1-2 uur
       trombocyten: 300 ml in 15-30 minuten (zo snel mogelijk)
       plasma: ongeveer 300 ml in 15-30 minuten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke controles voer je uit voor, tijdens en na een bloedtransfusie?
A
bloeddruk
B
temperatuur
C
pols
D
alle drie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Controle vitale functies
Je controleert de vitale parameters van de cliënt:
  • temperatuur
  • pols
  • bloeddruk
  • algemene conditie van de cliënt.

De vitale parameters controleer je om een (transfusie)reactie op tijd vast te stellen!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer meten?

vóór transfusie
5-10 minuten na de start van de transfusie
bij een transfusiereactie
bij afkoppelen van de transfusie
na de transfusie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controles voor toediening
  • Kruisproef  gedaan?
  • Dubbele controle: controleer  met het transfusieformulier en de opdracht arts.
  • Je kijkt naar het product,  hoeveelheid, en     de toedieningssnelheid.

Slide 21 - Tekstslide

  • Bij ophalen bloed bij het laboratorium 
  • Voor aanhangen bij de patiënt controleer je de gegevens nogmaals met een collega. Je controleert pols, bloeddruk en temperatuur om transfusiereacties te observeren.
Controles bloedproduct
  • Naam en geboortedatum
  • Bloedgroep
  • Kruisproef (moet negatief zijn)
  • Conditie zak
  • Administratieve gegevens zorgvrager
  • Productnummer bloedproduct
  • Vervaldatum bloedproduct

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transfusie en controles
  • Zak met bloedproduct voorzichtig aanprikken (zak neerleggen en spike met een draaiende beweging insteken)
  • Systeem vullen met bloed
  • Druppelsnelheid instellen
  • Controle pols, bloeddruk en temperatuur 5-15 minuten na de start
Nazorg
  • Infuusslang naspoelen 
  • Infuusslang direct vervangen of     binnen 24 uur na beëindiging   transfusie
  • Transfusiezak 24 uur bewaren

Slide 23 - Tekstslide

Druppelsnelheid: eerste 10 minuten: niet meer dan 20 ml van het bloedproduct toedienen.

Bijwerkingen

  • koorts, soms met koude rillingen
  • kortademigheid
  • overvulling
  • anafylactische shock

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een reden om een bloedtransfusie te staken?
A
Koude rilling
B
Temperatuursteiging > 2 graden
C
Tachycardie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe te handelen?
  • De transfusie moet bij ernstige klachten meteen stoppen. 
  • Bel een arts voor overleg en vervolgacties!
  • Koppel het bloedproduct af en sluit een schoon     infuussysteem met NaCl 0,9% aan. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn elektrolyten?
A
Eiwitten
B
Antistoffen
C
Natrium, Kalium, Chloor
D
Vetten en glucose.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 2 contra-indicaties voor bloedtransfusie.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf studie in de klas.
Lees en maak 
Bloedtransfusie uitvoeren in learnbeat. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies