In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Tekstslide
In deze les:
Bespreken: huiswerk 4.3 E.
Terugblik: deelonderwerp, globaal lezen, kernzin
Uitleg: opmaak en doelgroep van een tekst
Zelfstandig: 4.5 Opmaak en doelgroep
B. Deel 1: Opmaak, doelgroep
Terugkijken
Doelen van deze les:
Aan het einde van de les kun je uitleggen:
dat een tekst voor een doelgroep is geschreven;
dat je de lezer kunt verleiden door de opmaak.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
Slide 5 - Tekstslide
Deelonderwerpen
Een hele tekst bestaat uit één onderwerp. In een langere tekst is dit hoofdonderwerp opgedeeld in deelonderwerpen.
In één of meer alinea’s wordt informatie gegeven over het deelonderwerp. Je komt achter het deelonderwerp door antwoord te geven op de vraag: ‘Waar gaat dit stukje tekst over?’
Slide 6 - Tekstslide
Een tussenkopje
Een tussenkop is een titeltje dat boven een deel van een tekst staat. Een tussenkop geeft structuur aan de tekst.
Slide 7 - Tekstslide
Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd:
een inleiding
een middenstuk
een slot.
Slide 8 - Tekstslide
De kernzin van een alinea
Slide 9 - Tekstslide
Globaal lezen
Door globaal te lezen, kun je de deelonderwerpen vinden.
Stap 2: globaal lezen
Lees de tussenkopjes.
Lees de 1e, 2e en laatste zinnen van alle alinea’s.
Let op signaalwoorden.
Noteer de kernzin van de alinea’s.
Slide 10 - Tekstslide
Opmaak van een tekst
Slide 11 - Tekstslide
De opmaak
Een schrijver wil graag dat je zijn teksten leest. Daarom zal hij zijn best doen om je te verleiden. Dit doet hij door extra aandacht aan de opmaak te besteden.
Slide 12 - Tekstslide
Opmaak: afbeeldingen
Als je een tekst pakt, valt je oog eerst op de afbeeldingen bij de tekst. Dit kan een foto, tekening, tabel of grafiek zijn. Door een afbeelding valt een tekst meer op.
Slide 13 - Tekstslide
Lettertypes
De kop en tussenkopjes zijn vaak vet en groter gedrukt dan de andere woorden. Soms hebben ze zelfs een andere kleur. De verschillende lettergroottes, lettertypes en kleuren in een tekst behoren ook tot de opmaak.
Slide 14 - Tekstslide
Alineaverdeling
Als de tekst een duidelijke alineaverdeling heeft, zul je hem eerder gaan lezen dan wanneer alle tekst achter elkaar staat.
Slide 15 - Tekstslide
Doelgroepen
Iedere tekst is voor een bepaalde doelgroep geschreven.
Brede doelgroep: jongeren of volwassenen. Kleinere doelgroep: bijvoorbeeld dansers of muziekliefhebbers.
Slide 16 - Tekstslide
Hoe kom je achter de doelgroep?
Je stelt jezelf dan de volgende vragen:
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is de bron? Staat de tekst in een jongerenblad of in een krant?
Wat is de aanspreekvorm? Wordt de lezer met ‘u’ of ‘jij’ aangesproken?
Slide 17 - Tekstslide
Maak:
-> Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
4.5 Opmaak en doelgroep B. Deel 1: Opmaak, doelgroep