KB3D, Lezen H1, 08/09/2022

Welkom KB3D!
Boek, schrift, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom KB3D!
Boek, schrift, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen in eigen leesboek
- Wat weet je nog? 
- Huiswerk nakijken
- Uitleg tekstdoel en publiek
- Zelf aan de slag!
- Lezen in Wat als...

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog?
De vorige les hebben we gehad over hoofdzaken en de hoofdgedachte. 

Wat is het verschil tussen die twee?

Slide 3 - Tekstslide

Lezen H1
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

- Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot
- Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
- De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. 
- Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 4 - Tekstslide

Lezen H1
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten.
Die ene zin noem je de hoofdgedachte

Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.





Slide 5 - Tekstslide

Lezen H1
Zo vind je de hoofdgedachte:
1. Bepaal het onderwerp van de tekst.
2. Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.




Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 3 en 4 af. (blz. 14 en 15)

Kijk je antwoorden na met een andere kleur. 
Zet een krul indien goed
Verbeter indien fout




Slide 7 - Tekstslide

Tekstdoel en publiek 
I
O
O
I
A
A

Slide 8 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1 en 2 (blz. 39 en 40)
Hoe? We beginnen in stilte met werken. Daarna mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw.
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 

Waar denken jullie dat dit boek over zal gaan?




Slide 10 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen in 'Wat als...'
- Weet je het nog?
- Huiswerk nakijken
- Samen aan de slag
- Zelf aan de slag!

Slide 11 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 

Waar denken jullie dat dit boek over zal gaan?




Slide 12 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 4 en 3 (blz. 15 en 14)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • Waar hebben we het de vorige les over gehad?



  • We hebben het ook gehad over hoofdzaken en de hoofdgedachte, wie kan daar nog iets over  vertellen?



Slide 14 - Tekstslide

Lezen H1
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

- Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot
- Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
- De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. 
- Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 15 - Tekstslide

Lezen H1
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten.
Die ene zin noem je de hoofdgedachte

Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.





Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten nakijken
Opdracht 1 en 2 (blz. 12-13) 






Slide 17 - Tekstslide

Lezen H1
Kun jij van de onderstaande Afrikaanse woorden achterhalen wat ze betekenen?

- Botsmuts     
- Moltrein
- Papwiel
- Stokkielekker
- Wipmat 

  • helm
  • metro
  • lekke band
  • lolly
  • trampoline

Slide 18 - Tekstslide

1. Mijn nonkel heeft zijn been gebroken.

A
hond
B
paard
C
oom
D
oma

Slide 19 - Quizvraag


2. Hiphopartiest Tourist LeMC heeft nieuwe muziek klaar: “Zonder zwanzen: ik vind dit de beste plaat die ik ooit gemaakt heb.”


A
de waarheid zeggen
B
onzin praten
C
zweten
D
gedoe

Slide 20 - Quizvraag


3. Met een duimspijker prikt Dolf een foto aan de muur.


A
punaise
B
schroef
C
wasknijper

Slide 21 - Quizvraag


4. Het was plezant in de zoo van Antwerpen.



A
stom
B
rustig
C
druk
D
leuk

Slide 22 - Quizvraag


5. We zijn allemaal heel fier op jou.



A
boos
B
trots
C
gek

Slide 23 - Quizvraag


6. Ik ben mijn dagklapper alweer vergeten!



A
tas
B
schrift
C
telefoon
D
agenda

Slide 24 - Quizvraag


7. Een klavier dat door meerdere mensen wordt gebruikt, bevat veel bacteriën.



A
snijplank
B
wc-bril
C
toetsenbord
D
pen

Slide 25 - Quizvraag


8. Zonder kletterpet op uw scooter rijden, is gevaarlijk.



A
verlichting
B
helm
C
toeter
D
remmen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Voor de volgende les...
Maandag het 4e uur

Heb je ...
- Opdracht 1 t/m 3 (blz. 12-16) af. 
- Je boek + leesboek + pen mee! 
- Geleerd wat het verschil is tussen hoofdzaken en de hoofdgedachte

Slide 28 - Tekstslide

Samen maken!
Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8


Slide 29 - Tekstslide

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide