1.5: Laag-Nederland t/h

1.5 Laag-Nederland
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.5 Laag-Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- opfrissen
- paragraaf 1.5 doornemen
- maken opdrachten
- afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Opfrissen
  • Wat gebeurde er in de een na laatste ijstijd?
  1. Dikke ijstongen brachten zwerfstenen naar Zuid-Limburg
  2. IJstongen zorgden voor stuwwallen in het landschap
  3. Helemaal niks, Nederland lag toen nog onder water

Slide 3 - Tekstslide

Opfrissen
  • Waarom gingen de eerste inwoners van Nederland in Hoog-Nederland wonen?
  1. De grond was er erg vruchtbaar, dus ze hoefden niet meer te jagen maar konden boer worden.
  2. Laag-Nederland was te gevaarlijk: dat overstroomde regelmatig.
  3. Ze vonden de natuur hier zo mooi (akkers, weilanden en bossen). 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Leerdoelen
* Ik weet wat veen is en wat dijken en polders zijn.
* Ik begrijp waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe de mens daar bruikbare landbouwgrond van gemaakt heeft.
* Ik kan op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland aangeven

Slide 7 - Tekstslide

Laag Nederland

Slide 8 - Tekstslide

Laag-Nederland
Het landschap in NL is vooral na de laatste ijstijd ontstaan

De temperatuur steeg --> zeespiegel steeg


In deze periode ontstonden veel grondsoorten

Slide 9 - Tekstslide

Aan de kust
  1. Zeespiegel stijgt 
  2. Strand en duinen vormen
  3. Achter strand en duinen ontstaat binnenzee, daar dwarrelen kleideeltjes naar beneden: zeeklei.
Ontstaan veen en moeras
Het westelijk deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen (bron 29). Af en toe sloeg de zee een gat in de duinen. Hierdoor stroomde het zeewater naar binnen. Er ontstond een soort waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. Als het water stilstond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dichtging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onderwater op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond
veen. Dat is een grond die bestaat uit plantenresten.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de kust
4. De duin openingen sluiten, er ontstaat een binnenzee 
5. Binnenzee verandert in uitgestrekt moeras gebied
6. Dode plantenresten hopen op onder water, zonder zuurstof, ontstaan veen. 
Ontstaan veen en moeras
Het westelijk deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen (bron 29). Af en toe sloeg de zee een gat in de duinen. Hierdoor stroomde het zeewater naar binnen. Er ontstond een soort waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. Als het water stilstond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dichtging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onderwater op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond
veen. Dat is een grond die bestaat uit plantenresten.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Hoog-Nederland
Laag-Nederland

Slide 13 - Tekstslide

De bewoners van Laag-Nederland
Moesten hun gebouwen beschermen tegen overstromingen

Dus ze bouwden op terpen 
= door mensen gemaakte verhoging als besscherming tegen het zeewater.

Slide 14 - Tekstslide

Van terp naar dijk
De eerste dijken bestonden uit terpen die met elkaar verbonden waren



dijk

Slide 15 - Tekstslide

Binnen- en buitendijks
Buitendijks gebied
Binnendijks gebied

Slide 16 - Tekstslide

Welk gebied ligt hoger ten opzichte van de zeespiegel?

Slide 17 - Tekstslide

Bedijking
Vroeger: rivier regelmatig buiten oevers
Legde zand en grind af (sedimentatie): dit compenseerde voor bodemdaling.


Buitendijks gaat de sedimentatie wel door 
Door bedijking stroomt het land niet meer over, dus geen compensatie meer voor bodemdaling

Slide 18 - Tekstslide

Sedimentatie buitendijkse kant
Na verloop van tijd was er zo veel sedimentatie geweest dat het zand boven de zeespiegel uit kwam en dat er dus nieuw land werd gevormd.
De mensen in het gebied bouwden vaak een nieuwe dijk als het land hoog genoeg was, zodat ze dit nieuwe land konden gebruiken voor akkers.
En de nieuwe dijk, die beschermde opnieuw tegen de zee. En opnieuw vond er dan weer sedimentatie plaats...

Slide 19 - Tekstslide

Polder
Stuk land, omgeven door
dijken, waar de waterstand
geregeld kan worden.

Vaak onder NAP

het gemaal pompt het water weg
Binnendijks
Buitendijks
=een pomp waarmee polders worden drooggepompt

Slide 20 - Tekstslide

Poldersysteem

Slide 21 - Tekstslide




Op welke foto zie je Laag-Nederland 
afgebeeld?
1. Het plaatje boven
2. Het plaatje onder



De mens heeft al eeuwenlang
het landschap van Hoog-Nederland en
Laag-Nederland ingericht.

Slide 22 - Tekstslide

1. Hoog-Nederland 2. Laag-Nederland

Slide 23 - Tekstslide

1. Hoog-Nederland 2. Laag-Nederland

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiten
Paragraaf 1.5: 
opdrachten 


Slide 25 - Tekstslide

Afsluiten
* Ik weet wat veen is en wat dijken en polders zijn.
* Ik begrijp waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe de mens daar bruikbare landbouwgrond van gemaakt heeft.
* Ik kan op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland aangeven

Slide 26 - Tekstslide