Je kunt op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland herkennen.
Je begrijpt waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe mensen deze gebieden bewoonbaar hebben gemaakt.
Op tafel:
Open je WB op hw 1.4
Boeken + snelhechter
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Introductie
Periode 2: hoofdstuk 1 landschappen
Paragraaf 1.5
Planning:
herhaling met lessonup
Theorie
Check vragen + zelfstandig werken
Video laag-Nederland
Blooket
Lesdoelen:
Je weet wat veen, dijken en polders zijn.
Je kunt op een topografische kaart de kenmerken van Laag-Nederland herkennen.
Je begrijpt waarom er veel klei en veen in Laag-Nederland voorkomt en hoe mensen deze gebieden bewoonbaar hebben gemaakt.
Op tafel:
Open je WB op hw 1.4
Boeken + snelhechter
Slide 1 - Tekstslide
Lesplanning
11.35 -11.40 Welkom +lesplanning
11.40 - 11.47 Herhaling lessonup
11.47 - 12.03 Lezing Paragraaf 1.5
12.05 -12.35 Paragraaf 1.5 maken Of oefentoets!
12.35 - 12.50 Blooket Laag -Nederland
12.50 -12.53
Slide 2 - Tekstslide
Nakijken Huiswerk
Nakijkboekje
Zelfstandig 10 min.
Klaar? Lezen 1.5 in stilte
Klaar? Naar lessonup
Slide 3 - Tekstslide
Wat is hoog-Nederland? Kies de juiste letter.
A
Het deel van Nederland dat LAGER dan de zeespiegel ligt.
B
Het deel van Nederland dat HOGER dan de zeespiegel ligt.
Slide 4 - Quizvraag
Wat voor grondsoort heeft hoog-Nederland? Kies de juiste letter.
A
klei
B
steen
C
zand
D
moeras
Slide 5 - Quizvraag
Het Nederlandse landschap bestaat uit: Hoog-Nederland Laag-Nederland Welke letter geeft Hoog-Nederland aan? Kies de juiste letter.
A
A
B
B
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een stuwwal?
A
Een meer
B
Landijs
C
Heuvels ontstaan door landijs
D
Dat heel Nederland met zand bedekt was
Slide 7 - Quizvraag
Geef aan waardoor een stuwwal is gevormd.
Slide 8 - Open vraag
IJstong
Smeltwaterdal
Stuwwal
Slide 9 - Sleepvraag
Laag-Nederland
Het landschap in NL is vooral na de laatste ijstijd ontstaan
De temperatuur steeg --> zeespiegel steeg
In deze periode ontstonden veel grondsoorten
Slide 10 - Tekstslide
Aan de kust
Zeespiegel stijgt Strand en duinen vormen:
Lees in je boek de tekst: zand tussen je tenen. Noteer in minimaal 4 stappen hoe duinen ontstaan.
Ontstaan veen en moeras
Het westelijk deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen (bron 29). Af en toe sloeg de zee een gat in de duinen. Hierdoor stroomde het zeewater naar binnen. Er ontstond een soort waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. Als het water stilstond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dichtging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onderwater op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond
veen. Dat is een grond die bestaat uit plantenresten.
Slide 11 - Tekstslide
1. Golven nemen zand mee naar het strand.
2. Door sedimentatie ontstaat er een zandbank.
Ontstaan duinen
Slide 12 - Tekstslide
3. Uiteindelijk komt de zandbank boven water uit.
4. De wind neemt het zand mee tot het een obstakel tegenkomt.
Ontstaan duinen
Slide 13 - Tekstslide
5. Bij het obstakel ontstaat een heuveltje.
6. Dit heveltje kan uitgroeien tot een metershoge duin.
Ontstaan duinen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Geef aan wat een waddenzee is.
Slide 16 - Open vraag
Ontstaan zeeklei
1. Zeewater stroomt door de duinen het land in
2. Water blijft staan
3. In stilstaand water bezinken kleideeltjes.
4. Er ontstaat een dikke laag zeeklei
Slide 17 - Tekstslide
Geef aan op welk moment er zeeklei ontstaat.
Slide 18 - Open vraag
Aan de kust
De duin openingen sluiten, er ontstaat een binnenzee
Binnenzee verandert in uitgestrekt moeras gebied
Dode plantenresten hopen op onder water, zonder zuurstof, ontstaat veen.
Ontstaan veen en moeras
Het westelijk deel van Nederland ligt laag en is vaak door de zee overspoeld. Door de zee ontstonden er stranden en duinen (bron 29). Af en toe sloeg de zee een gat in de duinen. Hierdoor stroomde het zeewater naar binnen. Er ontstond een soort waddenzee waar het zeewater bij vloed instroomde en bij eb weer uitstroomde. Als het water stilstond, zakten kleideeltjes naar beneden. Hierdoor ontstonden dikke lagen klei. Als het gat in de duinen weer dichtging, veranderde de Waddenzee in een groot moeras. In dit moeras hoopten de dode plantenresten zich onderwater op. Omdat er geen zuurstof bij kon, verrotte dit materiaal niet en zo ontstond
veen. Dat is een grond die bestaat uit plantenresten.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Geef aan hoe veen is ontstaan?
Slide 21 - Open vraag
Geef aan waarom er tegenwoordig geen vorming van nieuw veen meer plaatsvindt.
Slide 22 - Open vraag
Geef aan wat het verschil is tussen veen en turf.
Slide 23 - Open vraag
De bewoners van Laag-Nederland
Bescherming tegen overstromingen vanaf zee.
Dus ze bouwden op terpen
= door mensen gemaakte verhoging als besscherming tegen het zeewater.
Slide 24 - Tekstslide
Van terp naar dijk
De eerste dijken bestonden uit terpen die met elkaar verbonden waren
dijk
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Polder leegpompen vroeger
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Geef aan waarom een polder constant leeg gepompt moet worden.
Slide 29 - Open vraag
Check leerdoelen!
Slide 30 - Tekstslide
Noem tenminste 2 landschaptypen die voorkomen in laag-Nederland
Slide 31 - Open vraag
Geef aan hoe je in laag-Nederland droge voeten kunt behouden.