voegwoorden en ballondebat

Het programma
- huiswerk nakijken
- voegwoorden
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Het programma
- huiswerk nakijken
- voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica - H5
  • Samengestelde zinnen : hoofd- en bijzinnen 
  • Voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel:
Na de les:
  • weet je wat een hoofdzin en bijzin  is 
  • kan je de voegwoorden herkennen
  • kan je de voegwoorden toepassen en samengestelde zinnen maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin
Een hoofdzin is een zin die ook op zichzelf kan staan.
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
en, of, maar, want, dus

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden
- nevenschikkende voegwoorden: 
deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar. 
Er zijn er maar 5: 
 dus  en,     want,   of,    maar,      (DEWOM)              

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzin
Een bijzin is een zin die niet op zichzelf kan staan.
Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....

De docent roept de leerlingen dus stoppen zij met praten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden

- onderschikkende voegwoorden

deze verbinden een hoofdzin en bijzin. 

aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar.



- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.

- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet'ertussen zetten.

- PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.

- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.

- BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Maak de zin vragend; dan vind je de PV van de hoofdzin.

2. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's.

3. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.

4. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkend en nevenschikkend
Nevenschikkend : minimaal twee hoofdzinnen 
Bijv.: {hoofdzin Ik (ow) heb nooit geld bij me}, want {hoofdzin ik (ow) gebruik mijn pinpas}.
Onderschikkend: hoofdzin met bijzin(nen)
Bijv.: {hoofdzin Cheryll (ow) heeft besloten ( bijzin dat zij (ow) contant geld meeneemt) en ( bijzin dat ik (ow) met mijn pinpas betaal)}.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.


A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, omdat
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze nog nooit eerder heeft opgetreden. 
ze morgen naar de tandarts moet.

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Het gaat regenen, ......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
maar af en toe zal de zon schijnen.
hoewel de de zon af en toe zal schijnen.

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 5 vanaf blz. 150
Samen kijken naar 5!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Uitleg discussie en debat (10 min)
- Jungle Survival (groepsdiscussie) (30 min)
- Ballondebat (klassikaal debat) (10 min)
- Filmpjes bekijken (10 min)
- Afsluiting

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Discussie
Een discussie ontstaat als je het met iemand ergens over oneens bent. Je probeert de ander dan te overtuigen van je gelijk door het aanvoeren van argumenten. Soms lukt dat, soms niet.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Debat
Een debat is een discussie met regels
- georganiseerd over een onderwerp
- voor- en tegenstanders
- spelregels, bijvoorbeeld over tijd
- derde partij, die de voor- en tegenstanders proberen te overtuigen

Slide 34 - Tekstslide

Een debat wordt georganiseerd over een specifiek onderwerp en en er doen sprekers aan mee van wie je van tevoren weet dat ze het met elkaar oneens zijn over dat onderwerp.
Zij worden verdeeld in voorstanders en tegenstanders.
Ook worden vooraf een aantal ‘spelregels’ afgesproken. Bijvoorbeeld dat het debat maximaal een half uur duurt. Daarnaast is het bijna altijd zo dat er een derde groep mensen is die de voor- en tegenstanders proberen te overtuigen. Deze mensen nemen aan het einde van het debat een beslissing over wie het het beste gedaan heeft. De debaters proberen dus niet elkaar te overtuigen maar het publiek of de jury.

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ballondebat

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ballondebat
Vrijwilliger: Neem een bekende Nederlander in gedachten.
(Koning Willem Alexander, Maxima, Zanger Rinus, Enzo Knol, Gordon, Patrick Kluivert, Arjen Robben, etc.)
Vrijwilliger: schrijf voor jezelf argumenten om waarom jij moet blijven leven.
4 BN'ers zitten in een luchtballon. Het is een heerlijke dag en iedereen geniet van het uitzicht. Maar dan gaat het helemaal mis! De ballon dreigt tegen de plaatselijke kerk aan te vliegen! Om snel op te stijgen moeten twee BN’ers overboord worden gegooid.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BALLONDEBAT
  1. VIJF VRIJWILLIGERS
  2. UITLEG 
  3. RONDE 1
  4. KIEZEN
  5. RONDE 2
  6. WINNAAR

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

jury
Welke argumenten voor heb je gehoord?
Wat vond je goed?
Wat kan er beter?

Wie heeft zijn standpunt het minst goed beargumenteerd en wordt door de anderen de ballon uitgegooid?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels 
Let op de volgende regels:
1. Luister naar elkaar.
2. Laat elkaar uitspreken. 
3. Reageer op elkaar: ga in op het argument van de ander.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 1



Elke ballonvaarder moet in een speech van maximaal één minuut aangeven waarom hij beslist in de ballon moet blijven zitten.

Het publiek heeft de belangrijkste functie. Zij bepaalt wie mag blijven!

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 1: wie mag blijven?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 2
Elke ballonvaarder moet dit keer een speech houden over waarom de andere twee beslist niet in de ballon mogen blijven zitten – waarom zij misbaar zijn! 
Bedenk goede argumenten waarom de andere BN'ers eruit moeten. 

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 2: Wie overtuigt het best?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de winnaar?

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies