Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken. Een verkleinwoord maak je meestal door -je achter het woord te zetten: haak → haakje; rups → rupsje.
Slide 8 - Tekstslide
Let goed op:
Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken, zoals -pje; -tje; of -etje:
- bloem → bloempje; schuim → schuimpje
- tuin → tuintje; grasmaaier → grasmaaiertje
- wandeling → wandelingetje; bel → belletje
Slide 9 - Tekstslide
Let goed op:
Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door een -k: koning → koninkje; vergoeding → vergoedinkje.