1kth2 : WS toets

Welkom

Woordenschat

Nederlands
Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop (dicht)
Lesboek, schrift + pen
timer
2:30
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Woordenschat

Nederlands
Wat heb je nodig?
Leesboek
Laptop (dicht)
Lesboek, schrift + pen
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
*Lezen
*Uitleg toets woordenschat

*Nieuwe uitleg: spelling - verkleinwoorden
*Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Toets woordenschat 15.04.2024
Waar gaat de toets over?
$1 Gezondheid
$2 Journaal
$3 Verkeer/ infrastructuur
$4 Schooltaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Toets woordenschat 15.04.2024
*de toets telt 1x mee;
*je kent de woorden uit de paragrafen;
*je hebt de opdrachten uit de paragrafen gemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole!
Woordenschat
Par. 1 t/m 4: opdrachten


Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
Je leert verkleinwoorden spellen.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg: verkleinwoorden (spelling)

Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken. Een verkleinwoord maak je meestal door -je achter het woord te zetten: haak → haakje; rups → rupsje.

Slide 8 - Tekstslide

Let goed op:
Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken, zoals -pje; -tje; of -etje:
- bloem → bloempje; schuim → schuimpje
- tuin → tuintje; grasmaaier → grasmaaiertje
- wandeling → wandelingetje; bel → belletje

Slide 9 - Tekstslide

Let goed op:

Als het zelfstandig naamwoord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door een -k: koning → koninkje; vergoeding → vergoedinkje.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Zelfstandig werken
Cursus 7 Spelling
$4 Verkleinwoorden, opdracht 1 t/m 5b
kgt: blz. 228
th: blz. 236
ha: blz. 251
timer
25:00

Slide 12 - Tekstslide

Evaluatie
*Heb je je lesdoel gehaald?
*Wat weet jij over verkleinwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk volgende week
Spelling (cursus 7)
maandag: meervouden (opdracht 1 t/m 6)
dinsdag: verkleinwoorden (opdracht 1 t/m 5)

Slide 14 - Tekstslide