relatie tot andere personages: broer-zus, minnaar-minnares, schurk-held
Slide 13 - Tekstslide
Innerlijk
Alle gedachten en gevoelens,
juist de dingen die je niet aan de buitenkant
kunt zien.
Door de beschrijving van het innerlijk leer je het personage kennen.
Je begrijpt zo ook het gedrag van het personage beter.
Slide 14 - Tekstslide
Personages
De hoofdpersoonis het belangrijkste personage in het verhaal.
In het verhaal ook personages met kleine rollen, die noem je bijfiguren.
Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, danidentificeer jij je met dat personage.
Slide 15 - Tekstslide
De opdrachten van de vorige les nakijken:
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 1:
Samen lezen TEKST 1
Samen de vragen 1 tot en met 5 beantwoorden.
Schrijf al jouw antwoorden op in je schrift!
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 2:
Samen lezen TEKST 2
Samen de vragen 1 tot en met 6 beantwoorden.
Schrijf al jouw antwoorden op in je schrift!
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht 3:
Samen lezen TEKST 3
Samen de vragen 1 tot en met 6 beantwoorden.
Schrijf al jouw antwoorden op in je schrift!
Slide 19 - Tekstslide
Opdracht 4:
Samen lezen TEKST 4
Samen de vragen 1 tot en met 5 beantwoorden.
Schrijf al jouw antwoorden op in je schrift!
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 5:
De vragen gaan over Rafael en Lynn 3.0 (alle teksten)
Samen de vragen 1 tot en met 3 beantwoorden.
Schrijf al jouw antwoorden op in je schrift!
Slide 21 - Tekstslide
Tip?
Bij het beantwoorden van vragen schrijf je met volle, duidelijke zinnen. Dit moet je namelijk ook tijdens toetsen doen!
Slide 22 - Tekstslide
Perspectieven
Fictie
Slide 23 - Tekstslide
Perspectieven
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoelen perspectieven
- Je kunt benoemen wat voor soort perspectieven er zijn
- Je kunt perspectieven herkennen uit het verhaal
Slide 25 - Tekstslide
hoofdpersoon
bijfiguren
ik-perspectief
hij/zij-perspectief
wisselende perspectieven
Personages:
Perspectieven:
Slide 26 - Tekstslide
Perspectieven
Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven;
Hij-/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.
Slide 27 - Tekstslide
Sleep de perspectieven naar de juiste uitleg
Het verhaal is in de ik-vorm geschreven
Het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven.
Het perspectief ligt het ene hoofdstuk bij die persoon en het volgende hoofdstuk bij iemand anders.
Wisselend perspectief
Ik-perspectief
Hij/zij-perspectief
Slide 28 - Sleepvraag
Door de wisselende perspectieven kruipt de lezer in het hoofd van verschillende hoofdpersonen en krijgt hij/zij een informatievoorsprong op hen. Zo ontstaat spanning. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het perspectief?
Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand.
A
Ik-perspectief.
B
Hij-/zij-perspectief (hij/zij).
C
Wisselend perspectief
D
Er zijn meerdere perspectieven.
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het perspectief?
"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief.
B
Hij-/zij-perspectief.
C
Wisselend perspectief.
D
Er zijn meerdere perspectieven.
Slide 31 - Quizvraag
Als de schrijver niet schakelt tussen perspectieven is er sprake van een wisselend perspectief.
A
Waar
B
niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Hoeveel perspectieven ken je nu?
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 33 - Quizvraag
Wat voor vertelperspectief heb je, als verschillende personages elkaar afwisselen?