Periode 4 week 8 les 1 Wiederholung

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programm:
- Hausaufgaben korrigieren
- Wiederholung Grammatik
- Hausaufgaben machen

Slide 2 - Tekstslide

Aufgabe 37 Seite 38
  1. Hij had voetbaltraining + hij moest omkleden + hij moest op zijn broer wachten + hij was zijn fietssleutel kwijt.
  2. Optredens van: Jules, Daniel en Nick
  3. Het was om 12 uur afgelopen. 

Slide 3 - Tekstslide

Aufgabe 39 Seite 39
  1. Ich war erst spät da...
  2. Zuerst musste ich noch ... und danach ...
  3. Dann musste ich noch ...
  4. und als wir endlich ...
  5. Erst um halb elf.
  6. Das habe ich alles verpasst.
  7. Später war die Party.
  8. Leider war die Party schon um ... zu Ende. 

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 40 Seite 40

Slide 5 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Keuzevoorzetsels zijn voorzetsels waar zowel de 3e als ook de 4e naamval achter kan komen. 

De keuzevoorzetsels zijn:
  • an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, Zwischen


Slide 6 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Om te bepalen of het de 3e of de 4e naamval is, moet jij jezelf de volgende vraag stellen:
  • Is het een tijdsbepaling? = 3e naamval
  • Is het RUST - er gens zijn? = 3e naamval
  • Is het een BEWEGING - er gens ko men? = 4e naamval

Slide 7 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Voorbeeld zinnen:
Das Mädchen hat sich hinter d__ Schrank (m) versteckt.
Het meisje heeft zich achter de kast verstopt.
Is dit een tijdsbepaling? ergens zijn? of ergens komen?
  • Ergens zijn!
  • 3e naamval
  • dem

Slide 8 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Voorbeeld zinnen:
In ein__ Jahr (o) werde ich mein Abitur machen.
Over een jaar ga ik mijn eindexamen doen.
Is dit een tijdsbepaling? ergens zijn? of ergens komen?
  • Tijdsbepaling
  • 3e naamval
  • einem

Slide 9 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
Voorbeeld zinnen:
Ich lege das Buch auf d__ Tisch (m).
Ik leg het boek op de tafel.
Is dit een tijdsbepaling? ergens zijn? of ergens komen?
  • Ergens komen!
  • 4e naamval
  • den

Slide 10 - Tekstslide

Keuzevoorzetsels
  1. Die Lehrerin schreibt die Vokabeln an d__ Tafel (v). 
  2. Wir gehen morgen in d___ Stadt (v).
  3. Ich bin vor ein___ Jahr (o) in Slovenien gewesen.
  4. Das Heft liegt neben d___ Kugelschreiber (m).
  5. Ich hänge dieses Gemälde über d___ Sofa (o).
  6. Ich sitze neben d___ Junge (m).
  7. Ich setze mich neben d___ Frau (v).

Slide 11 - Tekstslide

Hausaufgaben:
Machen:
Aufgabe 3 Seite 133 of Aufgabe 7 Seite 134
Aufgabe 9 Seite 135 of Aufgabe 1 Seite 140
Aufgabe 7 Seite 143
Opdrachtenblad keuzevoorzetsels
Lernen:
Aantekening 7 + 8

Slide 12 - Tekstslide