Kapitel4 NK: Gram-der/ein Gruppe

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Wiederholung 1. und 4. Fall= wir besprechen die Hausaufgaben

20+21. 

Lernziele:

- Ich lerne, was die der- und einGruppe ist 

- Ich kann die der- und ein-Gruppe im 1. und 4. Fall benutzen

Programm für heute:

1e naamval

• Gebruik je voor het deel van de zin dat het onderwerp is.
• Der Lehrer gibt zu viel Hausaufgauben auf.

4e naamval

• Gebruik je voor het deel van de zin dat het lijdend voorwerp is.
• Meine Freunde finden den Lehrer zu streng.
  

Was haben wir schon gelernt?

Er zijn  woorden die hetzelfde als 'der' vervoegd worden. Deze woorden behoren tot de der-Gruppe.

Neu: der-Gruppe:

Der-Gruppe: 

De woorden die bij de der-Gruppe horen zijn:
welch-       welke      

all-              alle                   

solch-        zulke          

manch-    sommige  

dies-         deze/dit                 
jed-           elke/iedere                   

Aantekening

Wat gebeurt er met de woorden uit de der-Gruppe? Deze krijgen dezelfde uitgang als der/die/das:

Der-Gruppe: dies-, jed-, manch-, welch-, solch-, all-

Stappenplan:

• Stap 1: welke groep ?

• Stap 2: welk geslacht ?

• Stap 3: Zin ontleden om te bepalen wat de naamval is

=> Wie/wat + gezegde = 1e (onderwerp)

=> Wie/wat + gezegde + onderwerp = 4e (lijdend voorwerp)

Aantekening

Kies het juiste antwoord:
Ich habe (deze) .... Kinder (mv) nicht gesehen.

1. dieser
2. diesen
3. dieses
4. diese

Kies het juiste antwoord:
(Welk) .... Buch (o) hast du gelesen?

1. Welcher
2. Welchen
3. Welches
4. Welche

Kies het juiste antwoord:
(Elke) .... Frau trägt einen Rock.

1. Jeder
2. Jeden
3. Jedes
4. Jede

Kies het juiste antwoord:
(Deze) .... Lehrer arbeitet hier nicht mehr.

1. Dieser
2. Diesen
3. Dieses
4. Diese

Kies het juiste antwoord:
Sie hat (elke) ... Tisch (m) saubergemacht.

1. jeder
2. jeden
3. jedes
4. jede

Belangrijke verschillen tussen de der-groep en de ein-groep?

Zorg er dus voor dat je weet welke woorden bij de ein-groep horen en welke woorden bij de der-groep horen.

Verschil der- en ein-Gruppe:

Let op de 1e naamval mannelijk en 1e en 4e naamval onzijdig!

Verschil der- en ein-Gruppe:

Stappenplan:

• Stap 1: welke groep ?

• Stap 2: welk geslacht ?

• Stap 3: Zin ontleden om te bepalen wat de naamval is

=> Wie/wat + gezegde = 1e (onderwerp)

=> Wie/wat + gezegde + onderwerp = 4e (lijdend voorwerp)

Aantekening

Lisa hat (haar) Hausschlüssel (m) verloren.

1. ihr
2. ihren
3. ihre

Sie hat (elk)
Zimmer (o) durchsucht, aber er ist noch immer spurlos verschwunden

1. jeder
2. jedes
3. jeden
4. jede

(Zulke)
Sachen (mv) verliere ich auch immer.

1. Solch
2. Solcher
3. Solchen
4. Solche

(Dit) Buch (o) habe ich zum Beispiel erst gestern wiedergefunden.

1. Dieser
2. Diesen
3. Diese
4. Dieses

(Welk)
Gegenstand (m) hast du schon mal verloren?

1. Welcher
2. Welchen
3. Welche
4. Welch

Hast du das Lernziel errreicht?
- ich kann die der-Gruppe und ein-Gruppe benutzen

😒🙁😐🙂😃

Machen:  Aufgabe ........... , Seite .........

Lernen: der-Gruppe + ein- Gruppe

Hausaufgaben