a pv: is / ond: een Nederlands huisdier / wwg: is gekloond
b pv: kopen / ond: Veel mensen / wwg: kopen
c pv: zijn / ond: De oudste menselijke voetafdrukken / wwg: zijn gevonden
d pv: zou / ond: Ik / wwg: zou hebben willen solliciteren
e pv: zit / ond: jij / wwg: zit te zeuren
f pv: vergist / ond: Siri, de stem van mijn iPhone / wwg: vergist zich
g pv: zit / ond: Ik / wwg: zit lekker in mijn vel
h pv: ziet / ond: De topman van Credit Suisse / wwg: ziet af
i pv: krijgt / ond: Het Glazen Huis / wwg: krijgt te maken
j pv: is / ond: het ijs op de poolkappen / wwg: is aan het smelten