M3 Unit 6 repeat: adjectives and adverbs

Wednesday 6 May
.




Welcome back!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wednesday 6 May
.




Welcome back!

Slide 1 - Tekstslide

Unit 6 Nature
Welcome back
Vocabulary
repeat: Adjectives and adverbs
Past simple present perfect

Slide 2 - Tekstslide

Vocabulary - Sleep de vertaling naar het juiste woord
aarde
diepte
dankzij
omgeving
grot
steil
grondig
verkennen
geïsoleerd
due to
isolated
steep
earth
to explore
thoroughly
depth
environment
cave

Slide 3 - Sleepvraag

Adjectives and adverbs
Adjectives = Bijvoeglijke naamwoorden
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord of persoon, dier of ding
    She is beautiful, what a beautiful horse,...
Adverbs = Bijwoorden
  • Zegt iets over een werkwoord (hoe iets gebeurt), of een bijvoeglijk naamwoord, of een ander bijwoord. Het gaat dan om 'hoe'.
    She danced beautifully. He is very succesful. He moved quickly

Als het niet iets zegt over een zelfstandig naamwoord is het dus een bijwoord

Slide 4 - Tekstslide



Adjective (bijv. nw.)
beautiful
awful
slow

funny
gentle
systematic
true
full


Adverb (bijwoord)
beautifully
awfully
slowly

funnily
gently
systematically
truly
fully
De vorm 
Een adverb is vaak een adjective gevolgd door -ly
Maar dat is niet altijd zo ...
fast
high
long
straight
daily
fast
high
long
straight
daily

Slide 5 - Tekstslide

anders
ding, mens of dier
sweet
Julie
printer
very
tea
she
chair
man
ugly
to fly
painting
to eat
lion
to walk
really

Slide 6 - Sleepvraag

Uitzondering
Na sommige werkwoorden krijg je toch een bijvoeglijk naamwoord (adjective):
The water feels wonderful
That music sounds awful
The food tastes terrible
The flowers smell beautiful
we hebben het dan vooral over zintuigen.

Slide 7 - Tekstslide

She walked _________ out of the room.
A
slow
B
slowly

Slide 8 - Quizvraag

He is a very ______ guy.
A
funny
B
funnily

Slide 9 - Quizvraag

It really feels ________ outside.
A
cold
B
coldly

Slide 10 - Quizvraag

She carried the baby around ________.
A
gentle
B
gently

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple vs Present Perfect
Past simple
Je gebruikt de past simple als iets in het verleden is gebeurd en het is belangrijk wanneer. (yesterday, last night, in 1945).
Present perfect
Je gebruikt de present perfect wanneer iets in het verleden is gebeurd (maakt niet uit wanneer), of wanneer het in het verleden is begonnen en het is nog steeds van belang. (since, for)

Slide 12 - Tekstslide

Past simple (o.v.t.)
Present perfect (v.t.t)
I have lived here all my life
I broke my arm yesterday
I took a bath this morning
Have you seen him yet?
I haven't seen him for ages.
I have studied since last week
I've finished my homework
I painted the door last summer
Did you go yesterday?
She stopped working in 2019

Slide 13 - Sleepvraag

Conclusion
Finish lesson 1 Unit 6
I will track your progress online.
I will set up an individual test

Slide 14 - Tekstslide