H.1 Voorzetselvoorwerp

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Noteer zoveel
mogelijk voorzetsels

Slide 2 - Woordweb

Vul het juiste voorzetsel in.
Heb vertrouwen ...... (je ouders)
A
in
B
onder
C
aan
D
op

Slide 3 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.
streven ...... (een mooi cijfer)
A
in
B
onder
C
aan
D
naar

Slide 4 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.
hopen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om

Slide 5 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.
klagen..... (een slecht cijfer)
A
over
B
op
C
aan
D
om

Slide 6 - Quizvraag

Vul het juiste voorzetsel in.
Verlangen ..... (een mooi cijfer)
A
over
B
op
C
naar
D
om

Slide 7 - Quizvraag

Bedenk een ander ww
waar een vz bij hoort

Slide 8 - Woordweb

Verdeel de volgende zin in zinsdelen:
De leerlingen rekenen op een ruitjesblaadje tijdens de toets wiskunde.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen /rekenen /op een ruitjesblaadje/ tijdens de toets wiskunde.
Handeling = rekenen
Waarop rekenen de leerlingen? -> op een ruitjesblaadje (bwb)
Wanneer rekenen de leerlingen -> tijdens de toets wiskunde (bwb)

Vergelijk het werkwoord rekenen met de volgende zin. Is de betekenis van rekenen hetzelfde? 
"De leerlingen/ rekenen/ vandaag / op een toets van wiskunde".
Op een toets van wiskunde is hier 1 zinsdeel.  



Slide 10 - Tekstslide

Is de betekenis van rekenen (op ) in beide zinnen hetzelfde?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp (VZV)
"De leerlingen/ rekenen / vandaag / op een toets van wiskunde".
op een toets van wiskunde = hier één zinsdeel. 

Rekenen (op) is hier figuurlijk bedoeld. 
Het voorzetsel op = een vast voorzetsel bij rekenen.
Op is het eerste woord van het zinsdeel voorzetselvoorwerp 

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp (VZV)
- Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bwb. 
- Beide zinsdelen kunnen beginnen met een voorzetsel, maar ...
- Het voorzetsel van het voorzetselvoorwerp hoort bij het werkwoord = vast voorzetsel
- Het werkwoord + vaste voorzetsel = Figuurlijke betekenis 
- Denk maar aan het verschil tussen rekenen en rekenen op

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer bwb 

Als het voorzetsel door een ander voorzetsel kan worden vervangen, is het een bijwoordelijke bepaling.

Bijvoorbeeld: Ik wacht op / naast / achter / in de winkel.

--> het VZ geeft letterlijk richting aan
Wanneer voorzetselvoorwerp

Als het voorzetsel een vast voorzetsel bij een werkwoord is. 

Je kunt het niet vervangen door een ander voorzetsel.
Je kunt niet zeggen rekenen onder

--> het VZ is niet letterlijk gebruikt

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen!

Slide 15 - Tekstslide

Wij voetbalden vroeger altijd op straat.
Op straat =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quizvraag

Hij hangt erg aan zijn moeder.

aan zijn moeder =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quizvraag

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wij vertrouwen op uw medewerking.

op uw medewerking =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag

Bevat deze zin een voorzetselvoorwerp?

De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen voorzetselvoorwerp.
B
Ja, de zin bevat één voorzetselvoorwerp.
C
Ja, de zin bevat twee voorzetselvoorwerpen.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
A
haar
B
voor
C
voor de gevolgen
D
er zit geen voorzetselvoorwerp in.

Slide 21 - Quizvraag

De docent Nederlands heeft geen medelijden met leerlingen die niet leren.

met leerlingen die niet leren =
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quizvraag

Wat vind je van het voorrzetselvoorwerp?
gemakkelijk
lastig
moeilijk
snap er niks van

Slide 23 - Poll

Nu jij!
Aan het werk met de opdrachten van deze week:

- De Brug Grammatica - zinsdelen: opdr. 1 t/m 5
- H.1 Voorzetselvoorwerp: de opdrachten in de leerroute.

Klaar? Dan keuze:
- starten met H.2: NG
- lezen in je leesboek

Slide 24 - Tekstslide