Breuken

Welkom!
Leg je boeken en schriften open op de tafel
Pak je etui erbij.


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg je boeken en schriften open op de tafel
Pak je etui erbij.


Slide 1 - Tekstslide

Ready?
  • Is iedereen aanwezig?

  • Hebben we alles mee?

Slide 2 - Tekstslide

Planning
LESDOEL: Ik kan breuken optellen en aftrekken

Herhalen
Uitleg
Aan de slag 
Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Breuken

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn breuken?

Slide 5 - Tekstslide

Het woord zegt het al het is een breuk. Een breuk is een ander woord voor een scheur of een barst. Dat betekent dat het in stukken is. 
 Alle breuken bestaat uit een teller en een noemer.
De teller bepaald hoeveel stukken je van het geheel hebt. Je hebt 1 van de 4 stukken
1
De noemer bepaald in hoeveel stukken het geheel is verdeeld. Het geheel is verdeeld in 4 stukken
4

Slide 6 - Tekstslide


Als we een pizza of een taart in stukken snijden krijgen wij te maken met breuken.
Een breuk geeft een deel van een geheel aan.

  • Schrijf de breuken op die bij de pizza's horen.

Slide 7 - Tekstslide

Een breuk is gelijk aan 1 als teller en noemer even groot zijn.

5/5 = 1               ------>
2/2 = 1
4/4 = 1

Slide 8 - Tekstslide

5/5 +1/5= 6/5 = 1 1/5           ----->
1/5 noemen we een samengestelde breuk (een geheel getal en een breuk samen)

Schrijf de uitkomst van een opgave altijd als samengestelde breuk.
Bijv.    7/3  =  .....

Slide 9 - Tekstslide

Gelijkwaardige breuken zijn breuken die evenveel waard zijn, maar anders opgeschreven.

Slide 10 - Tekstslide

Gelijkwaardige breuken zijn breuken die evenveel waard zijn, maar anders opgeschreven.
Vereenvoudig breuken altijd zo ver mogelijk: deel teller en noemer door hetzelfde getal.
bijv. 4/12  =  .....
bijv. 8/ =  .....

Slide 11 - Tekstslide

Rekenen met Breuken

Slide 12 - Tekstslide

 Breuken optellen 
Gelijknamige breuken mag je optellen en aftrekken.
Tel de tellers bij elkaar op.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.

Bijv. 1/8 + 3/8 = .....
Bijv. 5/6 + 1/6 = .....

Slide 13 - Tekstslide

Breuken aftrekken
Gelijknamige breuken mag je optellen en aftrekken.
Haal de tellers van elkaar af.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.

Bijv. 7/8 - 1/8 = .....

Slide 14 - Tekstslide

 Breuken optellen 
Samengestelde breuken optellen:

Tel de helen bij elkaar op.
Tel de breuken bij elkaar op.
Tel de uitkomsten bij elkaar op.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.
Bijv.   3  1/ +  1   1/6  =  .....

Slide 15 - Tekstslide

Breuken aftrekken
Samengestelde breuken aftrekken:
Splits het tweede getal in helen en een breuk.
Trek de helen van het eerste getal af.
Trek de breuk van de uitkomst af.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.
Bijv.  3  3/ -  2  1/ =  .....

Slide 16 - Tekstslide

Breuken aftrekken
Samengestelde breuken aftrekken:
Soms moet je eerst de helen in de breuk brengen
Bijv.   2  2/15  -  7/15  =  .....
       =  32/15  -  7/15  =  .....

Bijv. 1  1/2/ =  .....

Slide 17 - Tekstslide

Breuken optellen
Ongelijknamige breuken.
Dit zijn breuken waarvan de noemers niet hetzelfde zijn.
Om deze breuken te mogen optellen/aftrekken moet je ze eerst gelijknamig maken.

Bijv.  2/3  +  1/6   =   4/1/6   =   .....

Slide 18 - Tekstslide

Breuken optellen
Ongelijknamige breuken.
Dit zijn breuken waarvan de noemers niet hetzelfde zijn.
Om deze breuken te mogen optellen/aftrekken moet je ze eerst gelijknamig maken.

Bijv.  1/2  +  1/3   =   3/6  +  2/6   =   .....

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel behaalt?
  • Ik kan ongelijknamige en samengestelde  breuken optellen
  • Ik kan met ongelijknamige en samengestelde breuken aftrekken
  • Ik kan helen uit breuken halen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe ging de les?

Slide 21 - Tekstslide

Breuken vermenigvuldigen en delen
Een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal.
Vermenigvuldig de teller van de breuk met het gehele getal.

Bijv.  2 x 1/4  =  .....

Slide 22 - Tekstslide

5.3 Breuken vermenigvuldigen en delen
Een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal.
Vermenigvuldig de teller van de breuk met het gehele getal.

Bijv.  2/7  x  5  =  .....

Slide 23 - Tekstslide

Een breuk vermenigvuldigen met een breuk:
teller  x  teller
noemer  x noemer

Slide 24 - Tekstslide

5.3 Breuken vermenigvuldigen en delen
Breuken delen door een geheel getal.

Bijv.  3/5  :   3  =  .....

Slide 25 - Tekstslide

5.3 Breuken vermenigvuldigen en delen
Breuken delen door een geheel getal.

Bijv.  3/5  :   3  =  .....

Je deelt de teller door het gehele getal.

Slide 26 - Tekstslide

5.3 Breuken vermenigvuldigen en delen
Breuken delen door een geheel getal.

Maar soms kun je de teller niet delen door dat gehele getal.
Reken de breuk om naar een gelijkwaardige breuk waarvan je de teller wél door dat getal kunt delen.

Bijv.  2/3  :  4  =  .....

Slide 27 - Tekstslide

5.4 Breuken en decimale getallen
Van breuk naar decimaal getal.

Reken de breuk om naar een gelijkwaardige breuk met in de noemer 10 of 100 (of 1000).

Bijv.  1/4  =  .....

Slide 28 - Tekstslide

5.4 Breuken en decimale getallen
Van decimaal getal naar breuk.

Schrijf het decimale getal als een breuk van tienden of honderdsten.
Vereenvoudig de breuk zo ver mogelijk.

Bijv.  0,6  =  .....

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoel behaalt?
  • Ik kan ongelijknamige en samengestelde  breuken optellen
  • Ik kan met ongelijknamige en samengestelde breuken aftrekken
  • Ik kan helen uit breuken halen

Slide 30 - Tekstslide

Hoe ging de les?

Slide 31 - Tekstslide