Thema 5: Vakantie - Spelling & Grammatica

Thema 5: Vakantie
Spelling & Grammatica
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5: Vakantie
Spelling & Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Belangrijke woorden:

  • Annuleren
  • Bevestigen
  • Bezichtigen
  • Het budget
  • De routebeschrijving

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Welk woord past bij het plaatje?

Slide 3 - Tekstslide

Doelen spelling&grammatica
  1. Je weet wanneer je een komma, gebruikt.
  2. Je weet wanneer je een dubbele punt: gebruikt
  3. Je weet hoe je een samenstelling moet schrijven

Slide 4 - Tekstslide

De komma, een leesteken, een pauze
  • Tussen 2 persoonvormen:
Voorbeeld:
Als ik aan mijn vakantie denk, word ik heel gelukkig.
  • Tussen een opsomming:
Voorbeeld:
Ik ga op vakantie en neem mee een tandenborstel, een handdoek, een zwembroek en een korte broek.
  • Voor een voegwoord 
(een voegwoord verbindt 2 zinnen met elkaar)(voegwoorden: maar, omdat, doordat, wanneer)
Voorbeeld:
Ik wil de Eifeltoren beklimmen, maar hij is helaas gesloten.

Slide 5 - Tekstslide

Waar komt de komma...?
  1. Doordat hij geblesseerd is kan hij niet op vakantie.
  2. In de auto naar Frankrijk draaien we Nederlandstalige muziek housemuziek en rapmuziek.
  3. De vaccinatie was pijnlijk maar nu kan ik wel veilig op reis.
  4. Ze wil niet mee op ski-vakantie want ze houdt niet van sneeuw.

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele punt :::
Dubbele punt plaats je wanneer je uitleg geeft over iets wat je eerder in de zin hebt gezegd.

Voorbeeld
Mijn paspoort is beschadigd: ik heb hem in het water laten vallen.

Slide 7 - Tekstslide

Plaats de : op de juiste plek
  1. Onze reisleider is niet hier hij is naar het toilet.
  2. Zijn paspoort is niet kwijt ik heb hem vanochtend nog zien liggen.

Slide 8 - Tekstslide

Samenstelling
Samensteling = woord dat is opgebouw uit meerdere woorden

Een samenstelling moet je aaneenschrijven = aanelkaarschrijvendusgeenspatieertussen

Slide 9 - Tekstslide

Maak een samenstelling

hotel
ijs
reis
vakantie
tent
Maak een samenstelling

stok
pret
budget
machine
kamer

Slide 10 - Tekstslide

Samenstelling
Soms is het lastig : 2 woorden aaneenschrijven
Bijvoorbeeld:
vakantie + uittocht = vakantieuittocht
Dat wordt: vakantie-uittocht

reis + tv + programma = reistvprogramma
Dat wordt: reistv-programma

Slide 11 - Tekstslide

Samenstelling
Als het 1e deel van een samenstelling in het meervoud eindigt op  -en krijgt de samenstelling ook -en

Woord + boek = woordenboek
brief + bus = brievenbus

Slide 12 - Tekstslide

Hebben we opgelet?
We gaan naar studiemeter online.
Daar staan 3 onderdelen:
1. Komma 
2. Dubbele punt
3. Aaneenschrijven

  • We maken 2 groepen (=groep van 4 & een groep van 5)
  • Elke groep heeft een ipad
  • Per onderdeel maak je de 1e oefening.
  • Sluit je af met een cijfer boven de 6 = klaar (= afgesloten)
  • Onder de 6 = volgende oefening van dat onderdeel (= opnieuw)

Slide 13 - Tekstslide

Wat gaan we doen:
DEVIANT-METHODE
- H1: Belangrijke woorden controleren
- H2: Grammatica&spelling maken (blz 121 t/m blz 133)
LEESDOSSIER
  • krantenartikel lezen
  • moeilijke woorden onderstrepen
  • vragen beantwoorden: wie - wat - waar - wanneer - waarom

Slide 14 - Tekstslide

Hoe hard heb ik gewerkt?
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 15 - Quizvraag

Nederlands vind ik belangrijk?
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 16 - Quizvraag

De lesstof vond ik ...
A
makkelijk
B
goed te doen
C
moeilijk
D
kende ik al

Slide 17 - Quizvraag

De opdrachten van Deviant & het leesdossier, heb ik allemaal af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag