Extra oefenen Hoofdstuk 8 Je lichaam werkt.

8.1 Het werkt

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

8.1 Het werkt

Slide 1 - Tekstslide

Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur

Slide 2 - Quizvraag

In welk organel vindt de afbraak van glucose (voornamelijk) plaats?
A
Mitochondrium
B
Bladgroenkorrel
C
Celkern
D
Cytoplasma

Slide 3 - Quizvraag

Je slokdarm is een ....
A
orgaan
B
orgaanstelsel

Slide 4 - Quizvraag

welk organisatieniveau is het grootste?
A
organisme
B
cel
C
orgaanstelsel
D
molecuul

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een orgaanstelsel?
A
Darmen
B
Longen
C
Skelet
D
Ruggenmerg

Slide 6 - Quizvraag

Een groep samenwerkende weefsels is een orgaanstelsel.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN orgaanstelsel?
A
Huid
B
Luchtwegen
C
Ruggenmerg
D
Bloedvatenstelsel

Slide 8 - Quizvraag

Spieren zijn een voorbeeld van ....
A
Orgaan
B
Orgaanstelsel
C
Celorganel
D
Weefsel

Slide 9 - Quizvraag

Verbranding is ...
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = zuurstof + water
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 10 - Quizvraag

Wat vervoert het bloed bij een vis.
A
zuurstof
B
zuurstof en voedingsstoffen
C
voedingsstoffen en afvalstoffen
D
zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet
onderdeel 1?
A
celkern
B
celplasma
C
celmembraan

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van de celkern?
A
De celkern controleert wat de cel in en uit gaat.
B
De celkern maakt voedsel voor de plant.
C
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.

Slide 13 - Quizvraag

8.2 Je ademt

Slide 14 - Tekstslide

De luchtpijp vertakt zich in ...
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 15 - Quizvraag

Waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt beter ademhalen door je neus omdat ...
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 17 - Quizvraag

8.3 Je bloed vervoert

Slide 18 - Tekstslide

Bloedplasma vervoert ...
A
zuurstof, en koolstofdioxide, rode kleur en bloedcellen
B
bloedcellen, voedingstoffen afvalstoffen en vitamines
C
voedingstoffen, afvalstoffen, water en koolstofdioxide
D
bloedcellen, afvalstoffen, zuurstof en voedingstoffen

Slide 19 - Quizvraag

Vitamines worden vervoerd door ...
A
de rode bloedcellen
B
de bloedplaatjes
C
het bloedplasma
D
de witte bloedcellen

Slide 20 - Quizvraag

Welke onderdelen van het bloed bestrijden ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 21 - Quizvraag

Wat heeft GEEN rol in het vervoeren van zuurstof door het lichaam?
A
Hemoglobine
B
Rode bloedcellen
C
IJzer
D
Bloedplaatjes

Slide 22 - Quizvraag

Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen

Slide 23 - Quizvraag

De boezems trekken samen door een impuls via ...
A
de Purkinje vezels
B
de Sinusknoop
C
de Av-knoop
D
de Bundel van His

Slide 24 - Quizvraag

Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen

Slide 25 - Quizvraag

Wat scheidt de linker- en rechter harthelft?
A
Hart-tussenvlies
B
Hart-tussenspier
C
Hart-wand
D
Hart-tussenwand

Slide 26 - Quizvraag

Hoe vaak gaat het bloed door het hart als het een heel rondje maakt?
A
1x
B
2x
C
3x
D
4x

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de functie van het hart?
A
bloed rondpompen
B
zuurstof door het lichaam pompen
C
koolstofdioxide door het lichaam pompen

Slide 28 - Quizvraag

Hoeveel kamers heeft het hart?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
A heeft de laagste bloeddruk
B
B heeft de laagste bloeddruk
C
C heeft de laagste bloeddruk
D
B heeft de hoogste bloeddruk

Slide 30 - Quizvraag

8.4 Je bloedsomloop

8.4 Je bloedsomloop

Slide 31 - Tekstslide

De bloedsomloop bestaat uit ...
A
hart en bloedvaten
B
alleen het hart
C
alleen de bloedvaten
D
alleen slagaders

Slide 32 - Quizvraag

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop

Slide 33 - Quizvraag

Welke bloedsomloop begint in de linkerharthelft?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop

Slide 34 - Quizvraag

Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 35 - Quizvraag

Welk bloedvat bestaat niet?
A
de leverader
B
de leverslagader
C
de darmslagader
D
de maagader

Slide 36 - Quizvraag

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
ader
B
slagader
C
haarvat
D
dat is niet te zeggen

Slide 37 - Quizvraag

darmslagader
longader
nierader
poortader
aorta
longslagader

Slide 38 - Sleepvraag

8.4 Je bloedsomloop

8.5 Rond je cellen

Slide 39 - Tekstslide

Juist of onjuist
In weefselvloeistof komen hormonen voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Juist of onjuist
In weefselvloeistof komen vitaminen voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quizvraag

De eerste functie van
het lymfestelsel is ...
A
Oedeem veroorzaken
B
Weefselvloeistof terug brengen
C
Vocht laten staan
D
Weefselvloeistof aanmaken

Slide 42 - Quizvraag


Juist of onjuist:
1: In de lymfeknopen komt bloedplasma terug in de lymfe.
2: Lymfevaten bevatten net als aders kleppen.
A
1:Onjuist 2: Juist
B
1: Juist 2: Juist
C
1: Onjuist 2: Onjuist
D
1: Juist 2: Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Wat wordt er weergegeven met de blauwe pijlen?
A
Bloeddruk
B
Lymfe
C
Zuigkracht
D
Plasma

Slide 44 - Quizvraag

Waardoor verlaat aan het begin van een haarvat, vocht het haarvat?
A
Osmotische druk
B
Filtratie
C
Resorptie
D
Bloeddruk

Slide 45 - Quizvraag

8.4 Je bloedsomloop

Verdieping: Oedeem

Slide 46 - Tekstslide

Door het tekort aan welke voedingsstof kan een hongeroedeem bestaan?
A
Te kort aan koolhydraten
B
Te kort aan vitamines
C
Te kort aan mineralen
D
Te kort aan eiwitten

Slide 47 - Quizvraag

Hoe kan oedeem ontstaan?
A
Te weinig eiwitten in voeding
B
Verstopte lymfevaten
C
Hoge bloeddruk
D
A, B en C zijn allemaal goed

Slide 48 - Quizvraag