A5sp8 - Periode 3, Les 4 (PA4 H4 D) - GSE (07-03-2025)

Bienvenidos

Klascode lessonup A5sptl8: nalkd
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bienvenidos

Klascode lessonup A5sptl8: nalkd

Slide 1 - Tekstslide

Metas (objetivos, doelen)
Je leert over Spaanse media, kunst en architectuur.
Mondelinge vaardigheid: 
  • Je leert gesprekken voeren op het terrein van kunst, architectuur, films en literatuur en kunt daarbij je mening uiten.  
Schrijfvaardigheid:  
  • Je leert objectieve en subjectieve nieuwsberichten en recensies te schrijven.
Grammatica en woordenschat:  
  • Je leert bij bovengenoemde thema's de benodigde woordenschat en uitdrukkingen. 
  • Je leert de verschillende werkwoordstijden beter herkennen (in leesteksten) en toepassen (mondeling en schriftelijk), met name de verleden tijden. 
  • Je herhaalt hoe je ser/estar/hay correct gebruikt. 

Slide 2 - Tekstslide

INFO over toetsen
Informatie over de toetsen staat onderaan de studiewijzer -> check studiewijzer nieuwe layout.
Werkt een link op magister niet? Dan ga je zelf naar de studiewijzer op teams.

Tussentoets: Hoofdstuk 4 + aanvulling, 14 maart 2025

Toetsweek: Schrijftoets

Opdracht:
  • el periódico (opdracht tijdens de les)




Slide 3 - Tekstslide

El programa 
INFO, deberes
LA PRENSA, D
  • ej 34-36/39: lectura, vocab, escribir
PREGUNTAS/PRACTICAR para el examen cap.4
REFLEXIÓN, deberes

Slide 4 - Tekstslide

INFO toets H4+aanvulling, 14 maart 2025
Toetsduur 60 minuten, weging 10%

Vocabulario BCD (in beide richtingen) 
Lenguateca BC (in beide richtingen) 
Gramática   
  • B: los pasados: gebruik en vervoeging. tijdens de toets hoef je alleen regelmatige werkwoorden te vervoegen. Weet je niet meer hoe de vervoegingen van de indefinido en de imperfecto zijn, kijk dan in libro de referencia p.4-6  
  • C. pluscuamperfecto
  • D. frases compuestas y conectores 
  • el presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd), gebruik en vervoeging. Weet je de vervoeging niet meer? Kijk in Libro de referencia p.4-6. Uitleg over het gebruik van de verleden tijden vind je in Libro de referencia p.17-20, nrs 7-11. 
De toets bevat ook lees- en luistervaardigheid. 






Slide 5 - Tekstslide

Los deberes fueron:
Estudiar:  -> próximas páginas (5 páginas)
Gram. C pluscuamperfecto (p.79) 
herhaal de presente perfecto, zowel het gebruik als de vervoeging, zie libro de referencia p.4-6 + p.17 nr. 7 

Hacer:  
oefening H4 oef 28abc 

Paso adelante: nakijken met antwoordblad (op teams)

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van de pluscuamperfecto?
A
había hablado
B
ha hablado
C
hablaba
D
estaba hablando

Slide 7 - Quizvraag

Het stel was heel moe, want ze hadden de hele nacht gedanst.
Los novios estaban muy casados porque
......... (bailar) toda la noche.
A
bailaron
B
han bailado
C
bailaban
D
habían bailado

Slide 8 - Quizvraag

Toen ik thuiskwam, was de bezorger al weggegaan.
Cuando yo ............ (llegar) a casa,
el repartidor ya ............ (irse).
A
llegaba, se ha ido
B
llegué, se fue
C
llego, se había ido
D
llegué, se había ido

Slide 9 - Quizvraag

REPASO (4 páginas):
Wat is een voorbeeld van de perfecto?
A
trabajo
B
he trabajado
C
trabajé
D
estoy trabajando

Slide 10 - Quizvraag

Wanner gebruik je deze tijden?
INDEFINIDO
IMPERFECTO
PERFECTO
je gebruikt deze tijd voor gebeurtenissen op een concreet moment in het verleden, die je als afgesloten beschouwt.
je gebruikt deze tijd voor handelingen in het verleden die nog steeds in verbinding staan met het heden.
Je gebruikt deze tijd voor gebeurtenissen die aan de gang waren in het verleden; voor gewoonten in het verleden; voor oorzaken en voor beschrijvingen.

Slide 11 - Sleepvraag

Los prensa española: 
¿Qué palabras reconoces?

Slide 12 - Tekstslide

La prensa española (p.86)
Trabaja en parejas o en grupos.
1. Ejercicio 34 ‘ La prensa cotidiana’, lezen over Spaanse kranten
  • Orientación al texto + leer en voz alta
  • Hacer en grupos: ejercicio 34abc. ¡Cada persona lee y escribe!

2. Ejercicio 35, Practicar el vocabulario + describir un objeto

3. Ejercicio 36/39: Kies oefening 36 of oefening 39. Schrijf je antwoorden op. -> Kijk daarna in het antwoordblad en vergelijk met jouw eigen tekst -> Noteer tips voor jezelf. 

Klaar? Oefen de verleden tijden op Verbuga. Kies werkwoorden uit de vocab van hoofdstuk 4.

Slide 13 - Tekstslide

Comprobar Ej. 36: compara tu texto con el ejemplo + apunta unos consejos para ti mismo
En Holanda hay varios periódicos. Los más importantes son De Telegraaf, De Volkskrant, NRC y Trouw. Trouw y Volkskrant, son los periódicos que se consideran ‘de izquierda’, mientras que “Telegraaf” y el “NRC” pertenecen más a una ideología de ‘derecha’. También hay algunos periódicos que se distribuyen cada mañana en las estaciones y plazas donde pasan muchas personas. Estos periódicos son gratis y se llaman “Sp!ts” y “Metro”. 
Yo prefiero el “Sp!ts” porque es un periódico de buen tamaño y siempre presentan las noticias de una manera humorística y crítica. 

/ También se distribuyen cada mañana periódicos en las estaciones. Estos periódicos son gratis y se llaman “Spits” y “Metro”. Mucha gente los lee.  

Slide 14 - Tekstslide

Has comparado tu texto de ej.36/39
con el ejemplo. Apunta 2 o 3
consejos para ti mismo.

Slide 15 - Woordweb

Preparar el próximo examen

Examen capítulo 4 + aanvulling
  1. ¿Hay preguntas?
  2. Practicar los pasados en Verbuga -> selecciona verbos del vocabulario de capítulo 4.
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

REFLEXIÓN
1 página

Slide 17 - Tekstslide

Bekijk de leerdoelen en de toetsstof (onderaan de studiewijzer).
1. Beschrijf wat je hebt geleerd per leerdoel.
2. Hoe ga je de toets voorbereiden?

Slide 18 - Open vraag

Los deberes
Voorbereiden toets H4+aanvulling

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Pluscuamperfecto 
Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

1. ESTUDIAR: H4, gramática  C, p.79
2. PRACTICAR: ej. 28abc (p.80)
¿Terminado? Herhaal ook de andere verleden tijden, ej. 11de (p.66)
Uitlegfilmpjes staan op de volgende slides. Uitleg staat ook in libro de referencia.





timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Herhaling: DE VERLEDEN TIJDEN
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. Het Spaans kent meerdere verleden tijden. Bestudeer de uitleg van drie verschillende verleden tijden. 
1. VER: Bekijk de filmpjes
2. LIBRO DE REFERENCIA: de vervoegingen vind je in libro de referencia nr. 1-2-3, het gebruik van de tijden vind je onder andere in nr. 11






Presente perfecto
Pretérito indefinido
Pretérito imperfecto

Slide 22 - Tekstslide

Apunta 2 expresiones
para exprimir tu opinión o
sentimiento (positivo + negativo)


Slide 23 - Woordweb

dankzij (te wijten aan)
A
a pesar de
B
mientras (que)
C
debido a
D
por lo tanto

Slide 24 - Quizvraag

uitzenden
A
ganar
B
surgir
C
cobrar
D
emitir

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van de perfecto?
A
ayer
B
en 2011
C
este mes
D
las vacaciones pasadas

Slide 26 - Quizvraag

dankzij (te wijten aan)
A
a pesar de
B
mientras (que)
C
debido a
D
por lo tanto

Slide 27 - Quizvraag

uitzenden
A
ganar
B
surgir
C
cobrar
D
emitir

Slide 28 - Quizvraag

Samengestelde zinnen / conectores
De politie arriveerde. De dief was al weg.
Toen de politie arriveerde, was de dief al weggegaan.
Cuando llegó la policía, el ladrón ya se había ido.

ESTUDIAR: gram. D (p.90-91)
HACER: ejercicio 40-41ab

Slide 29 - Tekstslide

Noteer verschillende conectores + schrijf er Spaanse voorbeeldzinnen bij
(zie p.90-91).
Gebruik je tijd om een zolang mogelijke lijst te maken.
timer
2:00

Slide 30 - Open vraag

Apunta 2 expresiones
para exprimir tu opinión o
sentimiento (positivo + negativo)


Slide 31 - Woordweb

Welk onderdeel of welke opdracht in de les vond je het meest leerzaam?
Leg uit.

Slide 32 - Open vraag

1. Tip + top voor jezelf m.b.t grammatica indefinido/imperfecto/ pluscuamperfecto
2. Tip + top voor jezelf m.b.t. leesvaardigheid CSE

Slide 33 - Open vraag

En casa: escribir una reseña
Escribir / Hablar: ej 32-33 ‘un programa en la tele’

Escribir: Subtarea C ‘El testimonio de un accidente’ (= tevens voorbereiding schrijftoets periode 3)
  • gebruik hierbij lenguateca C (p.83)
  • gebruik de aanwijzigingen die ook vermeld staan bij de Tarea Escribir op p.103 + libro de referencia p.60 (foto’s mag je bij oef 32 en subtarea C weglaten) + rubrics
  • een voorbeeldartikel over een ander onderwerp vind je op p.81

Slide 34 - Tekstslide

Herhaling - 
Gram: pluscuamperfecto 

Gram. C p. 79
Hacer: 28abc

¿Terminado? Extra oef: Hacer ej. 11de



Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend. 
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Het gaat om een gebeurtenis die voorafging aan een andere. 
Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

Slide 35 - Tekstslide

Vocabulario C
ESTUDIAR:
Estudia 3 minutos
Cap. 4, Vocabulario C (libro 2 p.100-101)
timer
3:00

Slide 36 - Tekstslide

GRAMÁTICO: Pluscuamperfecto 
Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend. 
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Het gaat om een gebeurtenis die voorafging aan een andere. 
Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

1. ESTUDIAR: H4, gramática  C, p.79
2. PRACTICAR: ej. 27 + 28ab





Slide 37 - Tekstslide

¿Qué expresion(es) son objetivas?
A
Ayer Ajax ganó
B
En mi opinión no habían merecido la victoria
C
Fue un partido fenomenal
D
Creo que es el mejor equipo del mundo

Slide 38 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met 'pluscuamperfecto',
en hoe vervoeg je die?

Slide 39 - Open vraag

Wat vond je van deze les? 
Wat vond je goed, en wat kan beter? 
Beantwoord de vragen op de volgende slides.

Slide 40 - Tekstslide

Wat vond je goed aan deze les?
Geef concrete voorbeelden.

Slide 41 - Open vraag

Kijk terug op deze les:
Wat kan beter?
Denk aan lesinhoud, vorm, werksfeer etc.

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide

Welk onderdeel of welke opdracht in de les vond je het meest leerzaam?
Leg uit.

Slide 44 - Open vraag

Wat vond je van deze les? 
Wat vond je goed, en wat kan beter? 
Beantwoord de vragen op de volgende slides.

Slide 45 - Tekstslide

Wat vond je goed aan deze les?
Geef concrete voorbeelden.

Slide 46 - Open vraag

Kijk terug op deze les:
Wat kan beter?
Denk aan lesinhoud, vorm, werksfeer etc.

Slide 47 - Open vraag

Hoe ga je te werk bij een scanvraag?
A
orienteren op de tekst, vraag lezen, bepalen wat je moet zoek de plek in de tekst, lees dat deel grondig
B
orienteren op de tekst, globaal lezen, vraag lezen en beantwoorden
C
de tekst grondig lezen, daarna de vraag lezen, dan zoeken naar het juiste antwoord
D
de vraag lezen, in de tekst zoeken naar de plek waar het antwoord staat, vraag beantwoorden

Slide 48 - Quizvraag

TEKST 9: Tussenkoppen plaatsen
Werkwijze: 
  • Orienteer je op de tekst.
  • Lees de tussenkoppen en zoek zonodig de vertaling op.
  • Ga naar de tekst en pas ELZA toe.
  • Plaats de koppen die je al weet.
  • Lees zonodig grondig.
  • Plaats de overige koppen. 

HACER: Texto 9 vraag 34. 
Noteer ook welke woorden je hebben geholpen naar je antwoord.
                                                                                                ¿Terminado? -> maak tekst 8 + 11

Slide 49 - Tekstslide

De 'beweringen-vraag'
Bij dit vraagtype staan er enkele beweringen onder elkaar, meestal in het Nederlands.
Je moet aangeven of de bewering waar / niet waar is.

Voorbeeld: tekst 7, vraag 21.
Werkwijze: 
  • Lees eerst de beweringen. 
  • Ga daarna naar de tekst. Pas ELZA toe. 
  • Lees zonodig grondig.
  • Noteer per bewering  waar / niet waar.
Let op: een beweringen-vraag levert relatief weinig punten op.

Slide 50 - Tekstslide

De open vraag
Bij een open vraag moet je zelf je antwoord formuleren, meestal in het Nederlands. 
Beantwoord EXACT wat wordt gevraagd. GEEN onnodige toevoegingen!!!!

Voorbeeld: tekst 7, vraag 26.
Werkwijze: 
  • Lees eerst de vraag.
  • Ga daarna naar de tekst. Pas ELZA toe. 
  • Lees zonodig grondig.
  • Formuleer je antwoord: Herhaal de vraag in je antwoord. Wees to the point.
  • Moet je citeren? Schrijf dan letterlijk over uit de tekst.


Slide 51 - Tekstslide

TEKST 12: De scanvraag
Werkwijze: 
  • Orienteer je op de tekst.
  • Lees de tussenkoppen en zoek zonodig de vertaling op.
  • Ga naar de tekst en pas ELZA toe.
  • Plaats de koppen die je al weet.
  • Lees zonodig grondig.
  • Plaats de overige koppen. 

HACER: Texto 12 pregunta 39-40. Noteer ook welke woorden je hebben geholpen naar je antwoord.
        ¿Terminado? -> maak tekst 8, 11

Slide 52 - Tekstslide

Gram B (p.64): verleden tijden achtergrond (imperf) vs. gebeurtenis (indef) 




Cap. 4:  ej.11abc(de) (oefenen met verleden tijden)

Slide 53 - Tekstslide

Conclusievraag: hoe ga je te werk
A
globaal lezen > de vraag lezen > daarna de vraag beantwoorden
B
de vraag lezen en begrijpen > tekst grondig lezen en betekenis vaststellen > vraag beantwoorden
C
de vraag lezen en begrijpen > daarna zoekend lezen > de vraag beantwoorden
D
grondig lezen > daarna de vraag lezen en beantwoorden

Slide 54 - Quizvraag