2.7 Grammatica zinsdelen les 1

2.7 Grammatica zinsdelen les 1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.7 Grammatica zinsdelen les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wat een enkelvoudige en een samengestelde zin in.
- Je kunt een enkelvoudige en een makkelijke samengestelde zin ontleden.
- Je weet wat nevenschikking is. 

Slide 2 - Tekstslide

Woord van de week

Stuitend

Slide 3 - Tekstslide

Start les. 
Stillezen 

in een vrij leesboek, krant of tijdschrift. 




timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin?

Slide 6 - Open vraag

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen en benoem deze.

Dieren uit verschillende landen spreken een universele taal.

Slide 7 - Open vraag

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen en benoem deze.

Paps en mams moeten hun spruit de taal bij de opvoeding goed hebben bijgebracht.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Grammatica zinsontleding
Enkelvoudige en samengestelde zin

Waaraan kan je zien of iets een enkelvoudige of samengestelde zin is?

  • Enkelvoudige in: 1 persoonsvorm
  • Samengestelde zin: meerdere persoonsvormen
  • Enkelvoudig: Ik fiets graag.
  • Meervoudig: Ik fiets graag, want dan hoef ik niet meer te sporten.

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Hoofdzin en bijzin.

Hoofdzin: persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.
                      (En er kan niets tussen)

Ik fiets graag.                                                               standaard volgorde
Fiets jij graag? Wanneer fiets jij graag?           vraagzin
In het weekend fiets ik graag.                              inversie

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica zinsontleding
Hoofdzin en bijzin.

Bijzin: persoonsvorm staat aan het einde van de zin. De zin begint met een voegwoord. 

Ik fiets graag, omdat ik dan niet meer naar de sportschool hoef.
hoofdzin                                bijzin

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 13 - Open vraag

Samengestelde zin (hz+hz)
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen.

Een samengestelde zin bestaat uit twee (of meer) enkelvoudige zinnen die aan elkaar zijn geplakt, bijvoorbeeld twee hoofdzinnen.
(Zonder voegwoord klopt de zinsvolgorde van beide zinnen als het hoofdzinnen zijn.)

  • Ik fiets graag, (maar) mijn vriend gaat altijd met de auto.
  •  Morgen vertrekken we naar Frankrijk, (dus) we zijn nu de koffers aan het pakken.
  •  Natuurlijk begrijp ik het probleem, (maar) waarom heb je mijn hulp niet gevraagd?

Slide 14 - Tekstslide

hz+hz = nevenschikking
Tussen de twee hoofdzinnen in een nevenschikking staat een (nevenschikkend) voegwoord: want, maar, en, of, dus.

  • Ik fiets graag, (maar) mijn vriend gaat altijd met de auto.
  •  Morgen vertrekken we naar Frankrijk, (dus) we zijn nu de koffers aan het pakken.
  •  Natuurlijk begrijp ik het probleem, (maar) waarom heb je mijn hulp niet gevraagd?


Slide 15 - Tekstslide

hz+bz = onderschikking
Ik ga vanavond vroeg naar bed, omdat ik moe ben.
Terwijl het buiten keihard regent, zitten wij gezellig binnen.

Waar zie je het voegwoord?

  • Twee volgorden mogelijk:
    1 hoofdzin + bijzin: Ik bel je, zodra ik thuis ben.
    2 bijzin + hoofdzin: Zodra ik thuis ben, bel ik je.

    Wat is de hoofdzin en de bijzin van de zinnen hierboven?

Slide 16 - Tekstslide

Nevenschikkend
  • 2  hoofdzinnen
  • voegwoorden: en-want-maar-of
  • ow en pv naast elkaar
  • zelfstandig 
Onderschikkend
  • hoofd-en bijzin
  • bijzin is deel hoofdzin
  • niet zelfstandig 
  • ow en pv niet altijd naast elkaar
  • voegwoorden: Doordat, omdat, zodat etc.

Slide 17 - Tekstslide

Dit is een samengestelde zin:
De oude school was oud en leek vervallen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Heb je weleens gedacht dat je zonder plastic kunt leven.
Kies het juiste antwoord.
A
Is samengesteld en onderschikkend
B
Is enkelvoudig
C
Is samengesteld en nevenschikkend

Slide 19 - Quizvraag

Hoe weet je dat een zin een hoofdzin is?
Meer antwoorden mogelijk
A
ow en pv naast elkaar
B
De zin kan als enkelvoudige zin voorkomen
C
pv staat achteraan in de zin
D
voegwoord met DAT erin

Slide 20 - Quizvraag

Welke kenmerken heeft een bijzin?
Meer antwoorden mogelijk.

A
niet zelfstandig
B
ow en pv naast elkaar
C
je kunt bijzin vervangen door 1 woord
D
kan als enkelvoudige zin voorkomen

Slide 21 - Quizvraag

Je accepteert kou of je gaat in een warm land wonen.
Deze zin is:
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
C
enkelvoudig

Slide 22 - Quizvraag

Toen de winter inviel, vroor het meteen hard.
Deze zin is:
A
nevenschikkend
B
onderschikkend
C
enkelvoudig

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk
Opdracht 2.7

1 t/m 6


Slide 24 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet wat een enkelvoudige en een samengestelde zin in.
- Je kunt een enkelvoudige en een makkelijke samengestelde zin ontleden.
- Je weet wat nevenschikking en onderschikking is. 

Klascode trofi

Slide 25 - Tekstslide