Betrekkelijke voornaamwoorden
Een betrekkelijk voornaamwoord heeft ergens betrekking op.
De kast (m) die je schilderde, is erg mooi geworden.
Het boek (o) dat je leende, heb ik morgen nodig.
Het betrekkelijk voornaamwoord 'wat' gebruik je wanneer het betrekking heeft op:
1. een onbepaald voornaamwoord - Alles wat hij doet, lukt hem
2. een overtreffende trap - Het gekste wat hij heeft meegemaakt, is...
3. een hele zin - Ze gingen op vakantie naar Zweden, wat een lange reis is.
.