§1.2 Klimaten

Welkom
  1. Tassen bij het bord
  2. Neem je tekstboek mee
  3. Oortjes meenemen
  4. Telefoon in de (telefoon)tas
  5. Ga in het theoriedeel zitten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  1. Tassen bij het bord
  2. Neem je tekstboek mee
  3. Oortjes meenemen
  4. Telefoon in de (telefoon)tas
  5. Ga in het theoriedeel zitten

Slide 1 - Tekstslide

Video
Geoclip: klimaatzones 15 minuten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Leerdoelen
  1. Je weet welke klimaten er zijn en wat de klimaatfactoren zijn.
  2. Je begrijpt op welke manier de klimaatfactoren het klimaat kunnen beïnvloeden.
  3. Je kunt de ligging van de verschillende klimaten verklaren aan de hand van de klimaatfactoren.

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
Lees bladzijde 10 en 11 van je tekstboek en bekijk alle bronnen

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen
klimaat – Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van dertig jaar.
breedteligging – De geografische ligging van een plaats ten opzicht van de evenaar
uitgedrukt in graden.
tropisch regenwoudklimaat – Een klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 °C met
het hele jaar door veel regen.
luchtvochtigheid – De hoeveelheid vocht die in de lucht zit.
savanneklimaat – Klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 °C met een droge en
natte tijd.
steppeklimaat – Klimaat met weinig neerslag en een begroeiing van gras.
woestijnklimaat – Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag.

Slide 6 - Tekstslide

Begrippen
landklimaat – Klimaat met een groot verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur.
gematigd zeeklimaat – Klimaat waarin het verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur
klein is en de neerslag het hele jaar door valt.
toendraklimaat – Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 °C
komt.
poolklimaat – Klimaat waarbij de temperatuur altijd onder de 0 °C blijft.
hooggebergteklimaat – Een sneeuw- en ijsklimaat hoog in de bergen.
klimaatfactoren – Breedteligging, hoogteligging, afstand tot zee, gesteldheid oppervlak en
aanvoer lucht van elders.
hoogteligging – De ligging van een gebied, uitgedrukt in aantal meters boven de
zeespiegel.

Slide 7 - Tekstslide

Warme klimaten

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Gematigde klimaten

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Koude klimaten

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Video
MR GEO hoe hoger hoe kouder

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Wat maken:
Opdrachten §1.2 Verandering in woonbuurten. Heb je die af maak dan Box 1.2
Hoe maken:
Maak de opdrachten digitaal in de methode site of in je boek!
Elke opdracht kijk je meteen na. Wees kritisch op je eigen antwoorden. Ik kijk mee en controleer je antwoorden. Je hebt deze les en de volgende les de tijd om je werk te maken

Slide 27 - Tekstslide