H2-5 toetsvraag 2-2 + 2-3

Wat gaan we leren
  • Je kunt de break-even afzet, omzet en winst berekenen
  •  Je kunt de maximale winst berekenen
  • Je begrijpt het verschil tussen vaste en variabele kosten
  • Je kunt de meeropbrengsten en meerkosten berekenen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we leren
  • Je kunt de break-even afzet, omzet en winst berekenen
  •  Je kunt de maximale winst berekenen
  • Je begrijpt het verschil tussen vaste en variabele kosten
  • Je kunt de meeropbrengsten en meerkosten berekenen

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen
Wat
Oefentoets vraag 2-2 + 2-3
Tijd
max 5 minuten per subvraag, als je klaar bent, ga je vast de volgende vraag maken
Nodig
pen + papier + rekenmachine
Wie
groepjes van 1,2 of 3 personen
Hoe
1. Je maakt zelf de vraag
2. Je bespreekt je antwoord
3. Op mijn teken vul je je antwoord in LessonUp in

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf de namen op met wie je de opgaven maakt (als je alleen werkt, schrijf je alleen jouw naam op)

Slide 3 - Open vraag

prijs: 300 euro
constante kosten (CK): 450 miljoen, variabele kosten: 200 euro per stuk, productiecapaciteit: 6 miljoen
Wat is de break-even omzet (BEO)?
A
4,5 miljoen
B
45 miljoen
C
135 miljoen
D
1350 miljoen

Slide 4 - Quizvraag

Uitwerking
prijs: 300 euro
constante kosten (CK): 450 miljoen, variabele kosten: 200 euro per stuk, productiecapaciteit: 6 miljoen
Wat is de break-even omzet (BEO) en wat is de maximale winst (MW)?
BEA = C/(p - v) = 450 miljoen/(300 - 200) = 4,5 miljoen
BEO = 4,5 miljoen stuks * 300 euro = 1350 miljoen

Slide 5 - Tekstslide

prijs: 300 euro
variabele kosten: 200 euro
constante kosten: 450 miljoen
productiecapaciteit: 6 miljoen
Wat is de maximale winst?
A
1,5 miljoen euro
B
150 miljoen euro
C
4,5 miljoen euro
D
1500 miljoen euro

Slide 6 - Quizvraag

uitwerking
MO > MK dus Maximale winst is als de volledige productiecapaciteit van 6 miljoen stuks is bereikt. 
Totale omzet is: 6 miljoen * 300 euro = 1.800 miljoen
Totale kosten is: 450 miljoen + (6 miljoen * 200 euro) = 450 miljoen + 1200 miljoen = 1650 miljoen
Maximale winst is: 1800 miljoen - 1650 miljoen = 150 miljoen

Slide 7 - Tekstslide


TomTom: P: 300 euro, VK: 200 euro, CK: 450 miljoen, capaciteit: 6 miljoen
Ze gebruiken nu een kaartensysteem, dat kost per jaar: 66 miljoen + 5 euro per product (deze kosten zitten dus al inbegrepen in de CK en VK).
Ze kunnen het kaartensysteem overnemen: 1,5 miljard, 6% rente

Vraag: met hoeveel euro neemt de winst toe na overname?

A
5 miljoen
B
50 miljoen
C
60 miljoen
D
6 miljoen

Slide 8 - Quizvraag

uitwerking
Door de overname dalen de constante kosten met 450 - 66 miljoen. Echter er komen ook rentekosten bij: 6% van 1,5 miljard = 90 miljoen. Dus CK = 450 - 66 + 90 = 474 miljoen
De variabele kosten nemen af met 5 euro per product. Dus die worden (200-5 = 195 euro per product.
Dus nieuwe TK functie is: 195Q + 474 miljoen. 
Q = 6 miljoen, TK = 1644 miljoen. TO = 1800 miljoen. TW = 156 miljoen. De TW was 150 miljoen. Dus toename van 6 miljoen. 

Slide 9 - Tekstslide


Herhaling
Break-even analyse en maximale winst

Slide 10 - Tekstslide

Prijs is 500 euro. De break-even afzet is 40.000 stuks. De constante kosten per product zijn 300 euro. Wat zijn de gemiddelde variabele kosten?
A
200
B
400
C
800

Slide 11 - Quizvraag

uitwerking
De constante kosten per product zijn 300 euro. De prijs is 500 euro. De gemiddelde variabele kosten zijn dan 200 euro. 

Namelijk de prijs van 500 euro - de variabele kosten van 200 euro. 

Slide 12 - Tekstslide

Break-even afzet (BEA) = 25.000. De Break-even omzet (BEO) = 4 miljoen. De gemiddelde variabele kosten zijn 120 euro.

Hoeveel zijn de totale constante kosten?
A
1.600.000
B
1.200.000
C
1.000.000
D
800.000

Slide 13 - Quizvraag

uitwerking
De break-even afzet is 25.000. De break-even omzet is 4 miljoen. De gemiddelde variabele kosten zijn 120 euro. 
TO = p x Q   =>   4 miljoen = p x 25.000
De prijs is: 4 miljoen/25000 = 160 euro.

BEA = Totale constante kosten/(prijs - variabele kosten)
25.000 = Totale constante kosten/(160 - 120 euro) 
Dus totale constante kosten  = 25.000 x 40 = 1 miljoen 

Slide 14 - Tekstslide

Oefentoets opgaven H2-3

Slide 15 - Tekstslide

prijs: 4 euro, capaciteit: 50.000, afzet is 40.000 kilometer
Wat is de break-even afzet?
A
40.000
B
45.000
C
30.000
D
35.000

Slide 16 - Quizvraag

uitwerking
Je weet de prijs (4 euro). De variabele kosten kun je aflezen uit de grafiek: 2 euro. De constante kosten kun je berekenen uit de grafiek: 35000 * 2 euro = 70.000
BEA = TCK/(p-VK) = 70.000/2 = 35.000 

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de winst van dit contract?
A
15.000
B
20.000
C
10.000
D
25.000

Slide 18 - Quizvraag

uitwerking
Totale winst = Totale opbrengst - totale kosten
Er worden 40.000 kilometers gereden. 
Totale opbrengst = 40.000 * 4 euro = 160.000 euro
Totale kosten = TCK + TVK = 70.000 + (2 * 40.000) = 150.000 euro
Totale winst = 160.000 - 150.000 = 10.000 euro

Slide 19 - Tekstslide

Zijn de loonkosten van de chauffeur vaste of variabele kosten?
A
vast
B
variabel

Slide 20 - Quizvraag

Welke nieuwe klanten zal het bedrijf nog extra aannemen?
A
Alleen klant A
B
Alleen klant B
C
Beide klanten
D
Geen van beide klanten

Slide 21 - Quizvraag

Uitwerking
De maximale capaciteit is 50.000. Er is 40.000 gebruikt. Dus beide klanten zouden nog kunnen worden aangenomen. 
De meeropbrengst van klant A is 2,50 per kilometer. De meerkosten zijn 2 euro per kilometer. Dus klant A is winstgevend. Klant B levert maar 1,5 euro per kilometer op. De meerkosten zijn 2 euro per kilometer. Dus dat is verliesgevend. 

Slide 22 - Tekstslide

huiswerk opdracht

  • in Lessonup staan 5 zelfstudie lessen. Allemaal onderwerpen voor de toets. Je kiest minimaal twee lessen uit en die maak je zelfstandig of samen met een ander. 
  • Aanstaande maandagavond 23:59 uur rond je de les af in LessonUp. 

Slide 23 - Tekstslide

Ik snap hoe je de variabele kosten en de constante kosten kunt aflezen uit een grafiek.
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 24 - Poll

Ik snap hoe je het break-even punt moet berekenen
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 25 - Poll

Ik snap hoe je de winst moet berekenen.
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 26 - Poll

Ik begrijp het verschil tussen vaste en constante kosten
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 27 - Poll

Ik begrijp hoe je de break-even afzet moet berekenen?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 28 - Poll

Ik vond het fijn om samen te werken aan de opdrachten.
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 29 - Poll

Ik denk dat ik een voldoende kan halen voor de toets
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 30 - Poll