HA4 NED: Argumentatieleer B: argumentatiestructuur

Argumentatieleer
argumentatiestructuur
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumentatieleer
argumentatiestructuur

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Je kunt een standpunt formuleren
Je kunt je standpunt onderbouwen met verschillende argumenten
Je kunt de argumenten in een argumentatiestructuur zetten

Slide 2 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Theorie
nevenschikking - onderschikking - argument - tegenargument - standpunt - enkelvoudige argumentatie - meervoudige argumentatie

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument

Slide 4 - Tekstslide

Standpunt
Argument
Enkelvoudige argumentatie
  • want
Argument
Standpunt
  • daarom

Slide 5 - Tekstslide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer geweest
Enkelvoudige argumentatie
  • want

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
We zijn al heel lang niet meer in het zwembad geweest
  • daarom
Laten we vandaag naar het zwembad gaan 

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
  • ketenargumentatie
  • schikken = op volgorde zetten
  • onderschikken = onder elkaar op volgorde zetten
  • Niet alle argumenten zijn even belangrijk

Slide 8 - Tekstslide

Standpunt
Argument
  • want
Argument
  • want
  • Tweede argument is een argument voor het eerste argument
Onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Tekstslide

Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
  • daarom
Argument
  • daarom
  • In dit geval noem je het standpunt ook wel de conclusie

Slide 10 - Tekstslide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer geweest
  • want
Jij hebt nooit zin om te zwemmen
  • want
  • Tweede argument is hier minder belangrijk
Onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Tekstslide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer in het zwembad geweest
  • daarom
Jij hebt nooit zin om te zwemmen
  • daarom
Onderschikkende argumentatie

Slide 12 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  • Nevenschikkend = naast elkaar
  • Alle argumenten slaan direct op het standpunt
  • Los van elkaar kunnen ze het standpunt onderbouwen
  • De argumenten zijn onafhankelijk van elkaar

Slide 14 - Tekstslide

Laten we vandaag naar het zwembad gaan 
We zijn er al heel lang niet meer geweest
  • want
Ik zoek een excuus om mijn nieuwe badpak te dragen
  • want
  • Bovendien is een opsomming
  • Beide argumenten zijn even belangrijk
  • Twee losse argumenten die samen het standpunt onderbouwen
Onderschikkende argumentatie
bovendien

Slide 15 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
Het is de hele dag mooi weer
's Ochtens schijnt de zon volop
's Middags blijft het 27 graden
  • want
  • Beide argumenten zijn nodig om de bewering waar te laten zijn
  • Het standpunt gaat over de hele dag

Slide 16 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument

Slide 17 - Tekstslide

Let op:

Vanaf 2021 wordt de term 'weerlegging' niet meer 
gebruikt op havo en vwo. Er is altijd sprake van een
'tegenargument', ongeacht of het tegen een standpunt 
of een argument ingaat.

Slide 18 - Tekstslide

Even testen

Slide 19 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie wordt een argument ondersteund door een
subargument.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Wat is onderschikkende argumentatie?
A
er zijn twee losse argumenten
B
je hebt één argument die het standpunt alleen kan ondersteunen
C
een argument wordt ondersteund door een ander argument
D
het eerste argument krijgt hulp van een tweede argument

Slide 21 - Quizvraag

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 23 - Quizvraag


A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudig onderschikkende argumentatie
C
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 24 - Quizvraag


A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudig onderschikkende argumentatie
C
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 25 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 26 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 27 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 28 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onder-schikkende argumentatie

Slide 29 - Quizvraag

Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben allemaal hun eigen belangen vooropstaan. Ik ga dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 30 - Quizvraag

de opdracht voor week 11 en 12

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg:

Slide 32 - Tekstslide