Leerproblemen

Waar sta jij vandaag?
😒🙁😐🙂😃
1 / 29
volgende
Slide 1: Poll
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waar sta jij vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Leerproblemen

Slide 2 - Woordweb

LVB
Met de term licht verstandelijke beperking wordt een brede groep kinderen en jongeren onder één noemer gebracht. Kenmerkend is de combinatie van moeite met leren en begrijpen, beperkte sociale vaardigheden, weinig zelfvertrouwen en een te kinderlijke emotionaliteit.


Bron: Landelijk kenniscentrum LVB. Handreiking vroegsignalering van een LVB. Geraadpleegd op 19 januari, 2016, van www.kenniscentrumlvb.nl.

Slide 3 - Tekstslide

Speciaal onderwijs
Het speciaal onderwijs is er voor leerlingen die specialistische of intensieve begeleiding nodig hebben. Bijvoorbeeld omdat zij een handicap, chronische ziekte of stoornis hebben. Het speciaal onderwijs is onderverdeeld in vier clusters:
Cluster 1 geeft onderwijs aan leerlingen met een visuele beperking. Als je weinig tot geen gezichtsvermogen hebt, is het leren van braille noodzakelijk.
Cluster 2 geeft onderwijs aan leerlingen die doof of slechthorend zijn. Gebarentaal is een vervanging voor het spreken en dit wordt aangeboden op cluster 2 scholen.
Cluster 3 geeft onderwijs aan zeer moeilijk lerende, meervoudig beperkte en/of langdurig zieke kinderen. Leerling Bram is langdurig ziek geweest en daarom wordt er een welkomstfeestje voor hem georganiseerd.
Cluster 4 geeft les aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Gedragsregels en omgangsregels zijn een belangrijk onderdeel binnen cluster 4 onderwijs. Het laten zien van je emoties en hoe je dit moet verwoorden, sluit hierbij aan.

Bron: Rijksoverheid. (z.d.). (Voortgezet) speciaal onderwijs. Geraadpleegd op 21 maart 2022, van https://www.rijksoverheid.nl.
Wij-leren. (z.d.). Clusteronderwijs. Geraadpleegd op 21 maart 2022, van https://www.wij-leren.nl.

Slide 4 - Tekstslide

Onderwijsassistent Jitske organiseert samen met vier leerlingen uit haar klas een welkomstfeestje voor leerling Bram. Na een zware operatie mag hij eindelijk weer een middag naar school.
Een leerling uit groep 2 heeft veel doorzettingsvermogen en kan al goed communiceren door middel van gebarentaal.
Onderwijsassistent Jitske bereidt een les voor hoe je emoties moet laten zien en hoe je dit goed kan verwoorden.
Onderwijsassistent Jitske is haar leerling aan het helpen met het leren van braille.
Cluster 1
Cluster 2
Cluster 3
Cluster 4

Slide 5 - Sleepvraag

Autistisch spectrum
Voor mensen met een stoornis in het autistisch spectrum (= officiële benaming van ASS) is inhoud en gebruik van taal ingewikkeld; ze hebben moeite met communiceren. Ze worden vaak verkeerd begrepen en vinden het lastig contact met anderen te leggen. Kinderen zijn vaak sociaal onhandig en vallen bijvoorbeeld iemand steeds in de rede. Ze nemen iets letterlijk dat figuurlijk is bedoeld. Dat leidt vaak tot onduidelijkheden en ergernissen.

Bijvoorbeeld: in onze maatschappij zeggen we dat eerlijkheid belangrijk is, maar er zijn de hele dag leugentjes uit beleefdheid. Mensen met autisme begrijpen dat vaak niet goed. Ze doorzien bepaalde bedoelingen en intenties niet. Daardoor kunnen ze opmerkingen maken die bot overkomen.
Bron: Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (z.j.). ASS. Geraadpleegd op 15 mei, 2019, van www.logopedie.nl

Slide 6 - Tekstslide

Leer- en ontwikkelingsstoornis.

Een kind met ASS heeft moeite met:

Slide 7 - Open vraag

Dyspraxie
Een ontwikkelingsstoornis is een lichamelijke of psychische aandoening bij kinderen, waardoor hun ontwikkeling anders verloopt dan die van de meeste kinderen. Vaak zijn leerproblemen het gevolg, soms ook gedragsproblemen.
Een ontwikkelingsstoornis is iets anders dan een ontwikkelingsachterstand, waarbij kinderen zich veel langzamer ontwikkelen dan hun leeftijdsgenootjes.

Voor dyspraxie wordt sinds 1994 wordt de afkorting DCD gebruikt: Developmental Coordination Disorder. Planning, coördinatie en uitvoering van verschillende motorische handelingen wordt moeizaam geleerd en geautomatiseerd. Dyspraxie is een aangeboren handicap, 2% van de bevolking heeft er last van en 70% daarvan zijn jongens.
Voor zover bekend lijkt dyspraxie niet erfelijk te zijn.



Bron: Gedragsproblemen- kinderen. Geraadpleegd op 29 december, 2017, van www.gedragsproblemen-kinderen.info.


Slide 8 - Tekstslide

Kinderen met dyspraxie hebben moeite met het aanleren van motorische handelingen en vaardigheden.
Welke internationale afkorting hoort bij dyspraxie?
A
ODD
B
ADHD
C
DCD
D
PDD-NOS

Slide 9 - Quizvraag

Dyspraxie/ DCD is een
A
Ontwikkelingsstoornis
B
Ontwikkelingsachterstand

Slide 10 - Quizvraag

De aandoening Dyspraxie is
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Een gevolg van de omstandigheden waarin een kind opgroeit.

Slide 11 - Quizvraag

Taalontwikkelingsstoornis
Met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) heb je onder andere moeite met het spreken en begrijpen van taal.

Een taalontwikkelingsstoornis is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die erfelijk kan zijn. De precieze oorzaak is nog onbekend. Kinderen met TOS hebben moeite met taal. Verder lijkt er niets met ze aan de hand te zijn. Daarom is TOS een onzichtbare handicap. Intelligentie, gehoor en algemene ontwikkeling van het kind zijn normaal. Wel heeft het kind problemen bij het spreken en/of het begrijpen van taal, lezen en schrijven. Wanneer er al taalproblemen in de familie voorkomen, is de kans op TOS groter.


Als je wil weten hoe je TOS kunt herkennen,
Bron: Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (z.j.). TOS. Geraadpleegd op 9 februari 2022, van www.logopedie.nl

Slide 12 - Tekstslide

Leerstoornis

Een kind met TOS heeft moeite met:

A
Lezen en spellen
B
Rekenen
C
Taal en communicatie
D
Spreken en begrijpen van taal

Slide 13 - Quizvraag

Dyslexie
Dan heb je moeite met lezen en/of spellen. De definitie van dyslexie volgens Stichting Dyslexie Nederland (2008): 'een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen (automatiseren) van het lezen en/of spellen op woordniveau'.

De nieuwste wetenschappelijke inzichten leren ons dat de kleine hersenen (het cerebellum) voor het leren veel belangrijker zijn dan we ooit gedacht hadden. Dyslectische personen automatiseren vaardigheden relatief langzaam. Dyslectische kinderen automatiseren fonemen (klanken), grafemen (letters) en de koppeling klank-letter vertraagd. Zij pikken fonologische regelmatigheden en rijm niet "gewoon vanzelf" op. Datzelfde geldt voor spelling (vertraagde neurologische verbindingen).
Daarnaast is er de vertraagde opbouw van neurologische circuits. Bijvoorbeeld visuele controle om letters in volgorde vast te houden en het ontwikkelen van noodzakelijke executieve controle-circuits.
In het algemeen komt het erop neer dat gewoontes minder sterk zijn en dat zelfs bij relatief simpele acties, bewuste denkactiviteiten worden ingezet. Dat houdt in dat de totstandkoming van deze neurale verbindingen langer duurt en soms helemaal niet plaatsvindt.


Slide 14 - Tekstslide


Dyslectici kunnen onderwerpen van verschillende kanten bekijken.

Dit komt tot uiting in de volgende vaardigheden:
  • kunnen improviseren,
  • kritisch kunnen denken,
  • vooruit kunnen zien en denken,
  • oorzaak en gevolg kunnen zien,
  • goed ruimtelijk inzicht,
  • denken in beelden, 
  • goed kunnen netwerken,
  • snel oplossingen zien voor complexe problemen,
  • een sterke intuïtie.
Kwaliteiten en talenten van dyslectici zijn :

 
  • nieuwsgierigheid,
  • concentratie (meestal ten koste van andere verplichtingen),
  • energie,
  • empathie,
  • creativiteit,
  • kwetsbaarheid,
  • goed overzicht hebben,
  • bewustzijn van patronen,
  • verhoogde waarneming,
  • buitengewoon geheugen (er is een groot verschil tussen de vlotheid van het persoonlijke geheugen en de moeite met het uit het hoofd leren. Dit is vaak heel verwarrend voor de persoon zelf),

Slide 15 - Tekstslide

Bij een kleuter die de namen van kleuren niet altijd goed benoemt, kan dyslexie een rol spelen.

Als je bijvoorbeeld snel de kleur goed kan benoemen heb je dat geautomatiseerd. Dat heeft een kind ook al met leren lopen gedaan. Eerst stap- voor-stap, daarna meer vloeiend.
De kleuter kan dan het juiste woord niet aan de kleur koppelen. Het gaat hier om automatiseringsproblemen: dit zijn problemen met de koppeling van een beeld met een klank of naam. Zolang die "vreemde" klank of naam nog niet aan een beeld is gekoppeld, zal het moeilijk zijn om dit te onthouden. Dyslectici zijn immers 'beelddenkers'. De kleuter weet heel goed dat de groene kleurtint de kleur van gras is en de rode kleurtint de kleur van een tomaat, maar het juiste woord kan er nog niet aangegeven worden.
Hetzelfde gebeurt bij het benoemen van vormen. Zolang de benaming nog niet duidelijk aan een beeld gekoppeld kan worden blijven het "lege" woorden (woorden die nog niet aan een beeld gekoppeld zijn) en blijft het moeilijk om de figuur juist te benoemen.
Het niet goed en/of snel kunnen benoemen van kleuren kan een voorspeller van dyslexie zijn, met name bij kinderen die ouder(s) hebben met dyslexie. Het niet goed kunnen benoemen van kleuren kan ook te maken hebben met de oogontwikkeling. Gemiddeld kan een kind van drie jaar in ieder geval de primaire kleuren onderscheiden en kleuren als paars en roze volgen daarop. Sommige kinderen hebben een vertraagde oogontwikkeling en/of een oogafwijking.




Bij een kleuter die de namen van kleuren niet altijd goed benoemt, kan dyslexie een rol spelen.

Als je bijvoorbeeld snel de kleur goed kan benoemen heb je dat geautomatiseerd. Dat heeft een kind ook al met leren lopen gedaan. Eerst stap- voor-stap, daarna meer vloeiend.

De kleuter kan dan het juiste woord niet aan de kleur koppelen. Het gaat hier om automatiseringsproblemen: dit zijn problemen met de koppeling van een beeld met een klank of naam. Zolang die "vreemde" klank of naam nog niet aan een beeld is gekoppeld, zal het moeilijk zijn om dit te onthouden. 

Dyslectici zijn immers 'beelddenkers'. De kleuter weet heel goed dat de groene kleurtint de kleur van gras is en de rode kleurtint de kleur van een tomaat, maar het juiste woord kan er nog niet aangegeven worden.
Hetzelfde gebeurt bij het benoemen van vormen. Zolang de benaming nog niet duidelijk aan een beeld gekoppeld kan worden blijven het "lege" woorden (woorden die nog niet aan een beeld gekoppeld zijn) en blijft het moeilijk om de figuur juist te benoemen.

Het niet goed en/of snel kunnen benoemen van kleuren kan een voorspeller van dyslexie zijn, met name bij kinderen die ouder(s) hebben met dyslexie. Het niet goed kunnen benoemen van kleuren kan ook te maken hebben met de oogontwikkeling. Gemiddeld kan een kind van drie jaar in ieder geval de primaire kleuren onderscheiden en kleuren als paars en roze volgen daarop. Sommige kinderen hebben een vertraagde oogontwikkeling en/of een oogafwijking.




Slide 16 - Tekstslide

Bij dyslectische kinderen is het belangrijk om de sterke kanten te benadrukken in plaats van de zwakke kanten (positive dyslexia).
Welke sterke kanten kun je bij dyslectische personen waarnemen?
A
Creativiteit .
B
Empathie
C
Denken in beelden
D
Goed kunnen automatiseren

Slide 17 - Quizvraag

Vaak wordt dyslexie pas ontdekt als kinderen leren lezen en schrijven. Maar ook in de kleuterleeftijd kunnen er al signalen zijn die wijzen op dyslexie.
Een signaal kan zijn dat de kleuter moeite heeft met
A
Taken die betrekking hebben op logische volgorde.
B
Het benoemen van kleuren en vormen.

Slide 18 - Quizvraag

Vaak wordt dyslexie pas ontdekt als kinderen leren lezen en schrijven. Maar ook in de kleuterleeftijd kunnen er al signalen zijn die wijzen op dyslexie.
De oorzaak moet gezocht worden in problemen met...
A
Het inzicht in patronen.
B
De taalstimulering vanuit de ouders.
C
Automatiseren

Slide 19 - Quizvraag

Dyscalculie
Dyscalculie gaat vaak samen met dyslexie. Dat komt omdat rekenen ook een talige component heeft.
Deze vorm van dyscalculie noemen we semantische geheugendyscalculie. Semantiek is een taalkundige term die verwijst naar de betekenis van woorden. Het cijfer 9 betekent: vier en vijf, drie en zes, zeven en twee. Zinnen als: acht komt voor.... en voor acht komt.......zijn vreselijk ingewikkeld voor dyscalcule kinderen.
Kenmerkend voor deze vorm van dyscalculie is een stoornis in het aanleren van getalsplitsingen, en later ook met de tafels van vermenigvuldiging.
Het splitsen van getallen ( bijvoorbeeld 8 is 7+1, of 6+2, of 5+3 of 4+4) wordt in de hersenen op dezelfde manier ingeprent als taal, dus net zoals je woorden leert. Het is dus een talige geheugenvorm. Geen wonder dat veel dyslectische kinderen ook dyscalculie hebben en omgekeerd. Cijfers zijn voor kinderen met dyscalculie als lege woorden. Er is geen inhoud of voorstelling bij een getal. Hoe groter het getal, hoe zwakker de voorstelling.

.


Slide 20 - Tekstslide

De semantische geheugen dyscalculie is de belangrijkste en komt het meeste voor.
Vaak in combinatie met een van de andere vormen van dyscalculie:
 
*Procedurele dyscalculie : 
ontstaat bij inefficiënte rekenstappenplannen en leidt tot bijvoorbeeld op je vingers blijven tellen, voortdurend erbij en eraf tellen, verwarde procedures voor plus en min.
*Getallenkennisdyscalculie : 
posities van getallen in ons getalsysteem worden onvoldoende begrepen Moeite met : HTE : honderdtallen, tientallen , eenheden , getallenlijnen, honderdvelden, decimale getallen, breuken, procenten.
* Visuo-spatiele dyscalculie: 
geen goed ontwikkeld gevoel voor ruimte en richting. Moeite met netjes werken, cijferen, meten meetkunde omdat een goede ruimtelijke schikking hier nodig is.

Slide 21 - Tekstslide

Bij hardnekkige rekenproblemen spreekt men van een rekenstoornis. ( dyscalculie). Bij ernstige problemen met lezen en schrijven spreekt men van dyslexie.
Is onderstaande stelling juist of onjuist?
Veel kinderen met dyscalculie zijn ook dyslectisch.
Juist
Onjuist

Slide 22 - Poll

Bij hardnekkige rekenproblemen spreekt men van een rekenstoornis (dyscalculie). Bij ernstige problemen met lezen en schrijven spreekt men van dyslexie.
Veel kinderen met dyscalculie zijn ook dyslectisch. Dat komt, omdat rekenen ook een ..................... onderdeel heeft.
Het splitsen van getallen bijvoorbeeld (8 = 7+1 of 6+2) wordt in de hersenen op dezelfde manier ingeprent als taal, dus net zoals je woorden leert.
A
Talig
B
Visueel
C
Rekenkundig

Slide 23 - Quizvraag

Cijfers zijn voor kinderen met dyscalculie als lege woorden.
Er is .................. voorstelling bij een getal.
A
geen
B
een goede
C
altijd een

Slide 24 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van dyscalculie. Zo heb je visuo-spatiële dyscalculie. Dan heb je geen goed ontwikkeld gevoel voor richting en .................... .
Je hebt dan moeite met bijvoorbeeld netjes werken, meten en meetkunde.
A
ruimte
B
honderdtallen
C
plus en min

Slide 25 - Quizvraag

Moeite met spreken en begrijpen van taal.
Moeite met taal en communicatie.
Moeite met rekenen.
Moeite met lezen en spellen.
TOS
ASS
Dyscalculie
Dyslexie

Slide 26 - Sleepvraag

Casus
Margje is 4 jaar. Tijdens het spelen doet een ander kind Margje na.
Margje scheldt het andere kind uit en slaat wild om zich heen.
Voor welke lijst kies jij om het gedrag van Margje te observeren?
A
Observatielijst over psychologische ontwikkeling
B
Observatielijst over taalontwikkeling
C
Observatielijst over sociaal-emotionele ontwikkeling
D
Observatielijst over motorische ontwikkeling

Slide 27 - Quizvraag

Kindvolgsysteem
Op school en op de kinderopvang is het belangrijk om de voortgang van de kinderen te observeren en deze vast te leggen. Er wordt dan gewerkt met een kindvolgsysteem. Er zijn verschillende soorten lijsten beschikbaar om het observeren van (opvallend) gedrag zo gestructureerd mogelijk te doen. In sommige situaties wil je niet alle lijsten invullen, maar alleen de lijst die past bij de situatie.
Op internet, op stage en op school zullen voorbeelden zijn van observatielijsten waar je uit kunt kiezen bij verschillende soorten (opvallend) gedrag. In dit geval is het gedrag dat je ziet bij Margje passend bij de sociaal-emotionele ontwikkeling, omdat het gaat om de omgang tussen kinderen en de emoties die daarbij komen kijken.

Over het algemeen hebben kinderopvangorganisaties en scholen hun eigen kindvolgsysteem met bijpassende observatielijsten. Deze zijn doorgaans digitaal. Daarnaast vraag je ouders toestemming voordat je het kind gaat observeren.

Het is belangrijk om nadat je geobserveerd hebt een geschikte actie uit te voeren bij wat je geobserveerd hebt. In principe koppel je altijd jouw observatie terug aan ouders.

Bron: Toetsspecials (2003). Observatie. Geraadpleegd op 27 september 2020 via: toetsspecials.nl

Slide 28 - Tekstslide

Hoe heb je deze les ervaren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll