1. Groet en vraag of hij/zij Frans spreekt.
2. Vraag of hij/zij Frans is.
3. Vraag hoe hij/zij heet.
4. Geef antwoord op de vraag en vraag hoe oud hij/zij is.
5. Geef antwoord op de vraag en vraag of hij/zij een zus of een broer heeft.
6. Vraag waar hij/zij woont.
7. Vraag naar zijn/haar telefoonnummer.
8. Bedank en sluit het gesprek af.
1. Groet terug en geef antwoord op de vraag.
2. Vertel welke nationaliteit je hebt.
3. Geef antwoord op de vraag en vraag hoe hij/zij heet.
4. Vertel hoe oud je bent en vraag waar hij/zij woont.
5. Geef antwoord op de vraag en zeg ook hoe oud hij/zij is of ze zijn.
6. Beantwoord de vraag.
7. Geef je telefoonnummer.
8. Reageer op het bedankje en sluit af.