Belastingen

Module 4, week 4 (17)
Hoe komt de overheid aan inkomsten?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Module 4, week 4 (17)
Hoe komt de overheid aan inkomsten?

Slide 1 - Tekstslide

belasting, waar
denk je dan aan?

Slide 2 - Woordweb

lesdoelen:
•    Je beschrijft wat inkomstenbelasting is.
•    Je beschrijft wat btw en accijns zijn.
•    Je geeft voorbeelden van directe belasting.
•    Je geeft voorbeelden van indirecte belasting.

Slide 3 - Tekstslide

inkomstenbelasting
- belasting die wordt ingehouden op je inkomen (loondienst)
- de werkgever maakt de belasting direct over naar de belastingdienst
Brutoloon - Inkomstenbelasting - premies = Nettoloon (dit krijg je op je rekening gestort)

Slide 4 - Tekstslide

BTW
BTW = Belasting Toegevoegde Waarde
Op alle producten die je koopt in de winkel betaal je als consument BTW
Dit is vaak 21%, maar kan ook 9% zijn (bijv. levensmiddelen)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Accijns

Slide 7 - Woordweb

Accijns
een belasting die de overheid heeft ingesteld om er voor te zorgen dat mensen er zo weinig mogelijk gebruik van maken omdat het slecht is voor de persoon zelf of voor de omgeving.
Denk aan accijns op alcohol, sigaretten en benzine

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

indirecte en directe belasting
In Nederland betaal je belasting aan de belastingdienst
Soms betaal je hetzelf of je werkgever of de supermarkt maakt het over

Slide 10 - Tekstslide

Indirecte belasting
Belasting die je zelf niet direct betaalt aan de belastingdienst, maar iemand die dit voor je doet.
Bijvoorbeeld BTW/accijns: de supermarkteigenaar verzamelt alle BTW en betaalt dit in een keer, je hoeft als consument dit dus niet zelf te betalen iedere keer als je boodschappen doet

Slide 11 - Tekstslide

Directe belasting
Dit is belasting die je niet ontvangt, maar die direct overgemaakt wordt aan de belastingdienst.
Bijvoorbeeld inkomstenbelasting: dit krijg je niet eerst op je rekening, je werkgever maakt dit direct over naar de belastingdienst.

Slide 12 - Tekstslide

% rekenen
Je koopt een nieuwe tafel en deze kost zonder BTW € 130.
Bereken waarvoor de tafel in de winkel staat (met BTW)

De prijs van € 130 wordt op 100% gesteld.
De BTW is bij een tafel 21%
De prijs is 130/100 x 121 = € 157,30
De verkoper maakt dus (€157,30 - € 130) € 27,30 over aan de belastingdienst

Slide 13 - Tekstslide

nog een x % rekenen
Je koopt groente en fruit in de supermarkt. Dit kost je zonder BTW € 12. Hoeveel heb je moeten betalen aan de kassa? (dus met BTW)

Zonder BTW is € 12
het betreft hier levensmiddelen, dus BTW 9%
12/ 100 X 109 = € 13,08

Slide 14 - Tekstslide

Je koopt een krop sla bij de groenteboer, welk BTW tarief betaal je over deze krop sla?
A
21%
B
9%

Slide 15 - Quizvraag

Je koopt een spel voor je PS4. Je rekent het online af bij de Media Markt. Welk BTW tarief betaal je?
A
21%
B
9%

Slide 16 - Quizvraag

Over welk product hieronder wordt geen accijns geheven?
A
sigaretten
B
benzine
C
bier
D
shampoo

Slide 17 - Quizvraag

wel accijns
geen accijns

Slide 18 - Sleepvraag

Je koopt een nieuwe voetbal en deze kost zonder BTW € 49. Bereken wat je moet betalen met BTW.

Slide 19 - Open vraag

een tros bananen kost zonder BTW € 2. Wat betaal je met BTW?

Slide 20 - Open vraag

Opdracht voor 12 mei
  • Vraag thuis een kassabon van de supermarkt.
  • Maak hier een foto van.
  • Zoek 2 artikelen op op de bon met verschillende BTW tarieven.
  • Geef aan waarom op deze artikelen een verschillend BTW tarief hebben en stuur dit samen met de foto op naar groom2@stadenesch.nl

Slide 21 - Tekstslide