Week 44

Planning w44


les 1 Uitleg: Articles (Lidwoorden)  & Adjectives (bijvoegelijke naamwoorden)     les 2 luisteropdracht en wordsearch
les 3   werken aan spreekbeurt, kahoot, quiz, lezen, huiswerk



1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning w44


les 1 Uitleg: Articles (Lidwoorden)  & Adjectives (bijvoegelijke naamwoorden)     les 2 luisteropdracht en wordsearch
les 3   werken aan spreekbeurt, kahoot, quiz, lezen, huiswerk



Slide 1 - Tekstslide


Articles!

Slide 2 - Tekstslide

De / Het = THE
'De' en 'Het' vertaal je allebei naar "the"
Je gebruikt "the" als je  naar iets specifieks verwijst (the bike = de fiets)

"The" heeft 2 uitspraken:
(thuh - ðə) bij medeklinkers: the boy
(thie - ðiː) bij klinkers: the apple

Slide 3 - Tekstslide

Een = A / An 
'Een' vertaal je naar "a" of "an"

An gebruik je wanneer het woord in de uitspraak begint met een klinker:
An hour, An apple

A gebruik je wanneer het woord in de uitspraak begint met een medeklinker:
A boy, A university 

Slide 4 - Tekstslide

Geen Lidwoord 
Soms gebruik je geen a of an

Dit is bijvoorbeeld bij:
  • Namen (England, Christmas) 
  • play + een spel (play football, play tennis)


Slide 5 - Tekstslide

Geen Lidwoord 
Bij instellingen als hospital, school, prison, college, university, church gebruik je geen 'the' als je denkt aan het gebruik van de gebouwen, en niet aan de gebouwen zelf:
- We go to church every week.
- Do you go to school?
- He is in hospital now.
- He is in prison. 

Je gebruikt wel "the" als je echt het gebouw bedoelt:
- We have been waiting at the hospital all morning.
- I am at the school. I am visiting my uncle. 

Slide 6 - Tekstslide

-
At school
in hospital 

-in het gebouw 
- voor het doel waar het voor bedoelt is
The
at the school
at the hospital

- voor het gebouw
- als je iemand bezoekt

Slide 7 - Tekstslide

Note: A or AN?
Listen!!!

Do you hear a vowel (klinker)?  AN  ----- ( an elephant)
Do you hear a consonant (medeklinker)?  A --------- (a book)

Slide 8 - Tekstslide

Uitspraak

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 11 - Sleepvraag

banana
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

strawberry
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

apple
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

game
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

avatar
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

easy level
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

European country
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

X-ray
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

university
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

hour
A
a
B
an

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

A
An
Geen lidwoord
The
My mum's ... doctor
This is ... interesting film
I play .... guitar
I live close to...... Amsterdam
She studies at ... university
He's wearing ... uniform.
We'll be there in ... hour.
I live in.... United States. 
My sister's ... artist. 
This is ....  beautiful house.

Slide 23 - Sleepvraag

Are you coming to __ party next Sunday?
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 24 - Quizvraag

I bought __ new TV and __ apple yesterday.
A
an, an
B
a, a
C
a, an
D
an, a

Slide 25 - Quizvraag

She was wearing __ ugly dress and __ jeans when she met him.
A
a, an
B
X, a
C
an, a
D
an, X

Slide 26 - Quizvraag

Look! There is __ sheep in __ field over there!
A
a, an
B
an, a
C
a, X
D
a, the

Slide 27 - Quizvraag

Sir, may I ask you __ question?
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 28 - Quizvraag

Do you live in ....... Amsterdam?
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 29 - Quizvraag

My father is ........ doctor.
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 30 - Quizvraag

Now let's learn about adjectives!

Slide 31 - Tekstslide

2

Slide 32 - Video

HOMEWORK
 PLENDA 6 november: 
opdrachten (va blz 56)
11, 14, 15, 18, 19, 24, 27 af

kennen woordjes blz 80

Slide 33 - Tekstslide

open je boek op blz 63
opdracht 21 & 22

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link