2E hoofdstuk 5.2

5.2 Wat wordt de prijs?
Inkoopprijs
Brutowinstopslag
Verkoopprijs berekenen
Omzet berekenen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

5.2 Wat wordt de prijs?
Inkoopprijs
Brutowinstopslag
Verkoopprijs berekenen
Omzet berekenen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe duur is een blikje energydrink?

Slide 2 - Open vraag

2 vragen
Wat kost het om een blikje energy drink te maken? 

Hoe kan het dat de blikjes zoveel in prijs verschillen 
in de supermarkt?
(Red bull - huismerk)


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

2 vragen
Wat kost het om een blikje energy drink te maken? 

Hoe kan het dat de blikjes zoveel in prijs verschillen? 
(Red bull - huismerk)

overleg met een klasgenoot, 2 minuten!

Slide 5 - Tekstslide

Kosten maken > 0,10 - 0,12 cent 

Transportkosten > een paar cent

Groothandel verkoopt het voor ongeveer 0,35 cent aan de supermarkten. (AH, Dirk, Jumbo)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Inkoopprijs
Lezen blz. 134

Inkoopprijs = de prijs die de winkelier voor de producten betaalt.

Slide 8 - Tekstslide

Brutowinstopslag
Lezen blz. 134 'Er komt geld bovenop'

brutowinstopslag = het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt, zodat hij de scooter voor meer geld verkoopt.

Slide 9 - Tekstslide

             Opgave
                                              Zalando verkoopt deze sneakers
                      De inkoopprijs is €50.
                                                  Hoeveel is de brutowinstopslag in euro's?
                                            

Slide 10 - Tekstslide

Oplossing
€ 89, 95 - € 50 = € 39,95




Slide 11 - Tekstslide

Vraag
Je koopt een mooie partij 
Daily Paper truien 
op voor € 30 per trui.

Wintercollectie 2021-2022

Voor hoeveel zou je die verkopen? 

Slide 12 - Tekstslide

De inkoopprijs is € 30
De brutowinstopslag is 95%. 
Hoeveel is de verkoopprijs?
Stap 1: 95% van €30 uitrekenen
30:100 x 95 = 28,50

Stap 2: € 30 + € 28,50 = € 58,50

Slide 13 - Tekstslide

Verkoopprijs berekenen
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag


Slide 14 - Tekstslide

Reken de verkoopprijs uit
Inkoop bank = € 570
brutowinstopslag 45%  van de inkoop

Stap 1: 45 % van € 570
(45 :100) 0,45 x €570 = €256,50
Of
1% van 570 = € 5,70 > 45 x 5,70 = € 256,50

Slide 15 - Tekstslide

Reken de verkoopprijs uit
Inkoop bank = € 570
brutowinstopslag 45%  van de inkoop

Stap 2 is optellen

€570 + € 256,50 = € 826,50 (verkoopprijs)

Slide 16 - Tekstslide

Een trui kost in de winkel €99
De inkoop is € 59
Hoeveel is de brutowinstopslag?
A
€99
B
€59
C
€158
D
€40

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

reken uit...
Deze hoodie kost inkoop € 30 

Brutowinstopslag = 140%
van de inkoopprijs.

Wat is de verkoopprijs? 

Slide 19 - Tekstslide

Verkoopprijs
Stap 1: 140% van € 30 uitrekenen
30 :100 = 0,30 x 140 = €42   (of 140 : 100 x €30)
De brutowinstopslag is €42

Verkoopprijs =  INKOOP + BRUTOWINSTOPSLAG
€30 + € 42 = € 72

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opgave 27 t/m 35
Tip
Formule bij 28 b en 29 b en 30  is:
brutowinstopslag: inkoopprijs x 100




Slide 21 - Tekstslide

Opgave 27 blz. 135
60% van € 35 = …

0,60 × € 35 = € 21   of
1% is 0,35 (35:100) en dan 60 x 0,35 = €21
 
Verkoopprijs is € 35 + € 21= € 56

Slide 22 - Tekstslide

Opgave 28 blz. 135
  
a    Brutowinst is € 620 – € 400 = € 220
   
b    € 220 = …% van € 400
        € 220 ÷ € 400 × 100 = 55%

Slide 23 - Tekstslide

Opgave 29 blz. 135
29
a    Brutowinst is € 39,60 – € 22 = € 17,60

b    € 17,60 = …% van € 22
        € 17,60 ÷ € 22 × 100 = 80%


Slide 24 - Tekstslide

Opgave 30 blz. 135
30 C

Stap 1:
 € 79,20 – € 33 = € 46,20 = brutowinstopslag in euro's
Stap 2: 
€ 46,20 ÷ € 33 × 100 = 140%

Slide 25 - Tekstslide

Lezen 'Bereken je omzet' blz. 136
Afzet = het aantal producten dat je verkoopt

Omzet = opbrengst van de verkopen

Maken opgave 31 t/m 35

Omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 26 - Tekstslide

31 en 32 blz. 136
31   
a    De afzet is 190 ijsjes.
b    De omzet is 190 × € 1,70 = € 323.

32    21 × € 3 = € 63

Slide 27 - Tekstslide

33 en 34 blz. 136 en 137
33    B

34    
a    € 560 ÷ € 1,75 = 320 boeken.
b    € 400 × € 1,75 = € 700 omzet.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

opgave 35 blz. 137
35   
a    Juni: 29 × € 2.900 = € 84.100 omzet.
 b    Totale afzet is 12 + 14 + 15 + 19 + 24 + 29 = 113 scooters
        113 × € 2.900 = € 327.700 omzet.


Slide 30 - Tekstslide

Afzet x Verkoopprijs
Omzet - Inkoopprijs

Inkoopwaarde + Brutowinstopslag
Omzet
Verkoop prijs
Bruto winst

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Aan de slag
Maken opgave 21 t/m26
Blz. 134 en 135
Daarna: 31 t/m 35
Blz. 136/137

Ben je klaar? plusopdrachten blz. 152 (5.1 + 5.2)

Slide 35 - Tekstslide

21 en 22 blz. 134
21    B

22    
a    Nee, want zij verkopen de auto’s tegen de prijs waarvoor zij de auto’s hebben ingekocht.
 b    Het autobedrijf gaat verbouwen. De voorraad auto’s staat dan in de weg.

Slide 36 - Tekstslide

23 en 25 blz. 134
23    Twee mogelijke redenen:
    1.    Bij een lagere inkoopprijs en een normale verkoopprijs is de winst per auto hoger.
    2.    Bij een lagere inkoopprijs kan de verkoopprijs ook omlaag. Het bedrijf zal dan meer gaan verkopen en dus meer verdienen.

24     Brutowinstopslag = brutowinstmarge = brutowinst (per product).

Slide 37 - Tekstslide

25 en 26 blz. 134 en 135
25   
a    Je verdient te weinig op een product om je andere kosten van te kunnen betalen en er zelf nog geld aan over te houden.
b     De verkoopprijs wordt dan hoger waardoor minder mensen je product kopen.

26    C

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Wat verkoopt Luca?
A
product
B
dienst
C
product en dienst
D
geen van de antwoorden is goed

Slide 40 - Quizvraag

Naast 'geld verdienen' noemt Luca nog een doel van zijn bedrijf.
Welk doel?
A
jongeren aan het werk helpen
B
heel snel groeien
C
dat hij zich minder verveelt
D
eenzaamheid verminderen bij ouderen

Slide 41 - Quizvraag


Welke marketing
zet Luca in?
(je mag meerdere noemen)

Slide 42 - Open vraag

Hoe regelt Luca zijn verkkoopprijs?
A
€ 15 per uur
B
€ 50 voor elke klus
C
wat ze ervoor willen betalen
D
hij werkt gratis

Slide 43 - Quizvraag

             Opgave
                                              Zalando verkoopt deze sneakers
                      De inkoopprijs is €50.
                                                               a) Hoeveel is de brutowinstopslag in euro's?
                                                        b) En hoeveel in % van de inkoopprijs?

Slide 44 - Tekstslide

Oplossing
a) € 89, 95 - € 50 = € 39,95

b) € 39,95 : 50 x 100 = 79,9%


Slide 45 - Tekstslide