Grammatica: Schwache Verben

Schwache und starke Verben
Zwakke werkwoorden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schwache und starke Verben
Zwakke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke werkwoorden
rechnen
atmen
ich
rechne
atme
du
rechnest
atmest
er,sie,es,man
rechnet
atmet
wir
rechnen
atmen
ihr
rechnet
atmet
sie, Sie
rechnen
atmen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draußen (regnen) es.
A
regnt
B
regent
C
regnet
D
regnest

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Das Flugzeug (landen) auf der Wiese.
A
land
B
landt
C
landet
D
landest

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Da (befassen) man sich mit Hausaufgaben...
A
befasst
B
befasset
C
befasse
D
befassen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Du (rechnen) immer mit dem Taschenrechner.
A
rechst
B
rechnst
C
rechnet
D
rechnest

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ihr (parken) zuerst das Auto.
A
parkt
B
parket
C
parkiert
D
parkst

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aus Langeweile (zeichnen) man ein Bild.
A
zeichnt
B
zeichnen
C
zeichent
D
zeichnet

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Du (übersetzen) einen Text ins Deutsche.
A
übersetzt
B
übersetzst
C
übersetzet
D
übersetzest

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er (warten) auf Whatsapp-Nachrichten.
A
warte
B
wartt
C
wartet
D
wart

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
-a- of een -e- in de stam

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sterke werkwoorden -a/-ä:
Du _______ aber sehr lang.
A
schlafst
B
schlaft
C
schläfst

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer treedt er bij de sterke werkwoorden een verandering op?
Bij de ...
A
ich-, du-, er-vorm
B
du-, er-, sie-, es-vorm
C
er- , sie-, es-vorm
D
tweede- en derde- persoon enkelvoud

Slide 19 - Quizvraag

Man trägt oft Lederhosen auf dem Bierfest in München.
Wer trägt dann die Lederhosen?
Het sterke werkwoord helfen
ziet er bij 'er' als volgt uit:
A
helft
B
hilft
C
hielft
D
helfe

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm heeft het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord
A
ge + stam + t
B
ge + stam (evt. klankverandering) + en

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het sterke werkwoord lesen ziet er bij du als volgt uit:
A
lest
B
liest
C
list
D
lesst

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a -> ai
B
a -> au
C
er verandert niets
D
a -> ä

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sterke werkwoorden -a/-ä:
Er ______ mit dem Zug.
A
fahrt
B
fahrtet
C
fährt
D
fährst

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aufgabe 2. Stunde : 
Machen Aufgaben 10 bis (t/m) 17 
Seite 18 bis 20 
Antworten kommen in teams
Hausaufgaben : Lernen Hälfte D (nur links)
online Wortschatz 18 bis 20  

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies