In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
les 9 Quiz vragen
Slide 1 - Tekstslide
Welke toedieningsvorm kan niet via het baxtersysteem
A
capsule
B
hoestdrank
C
tablet
Slide 2 - Quizvraag
Bij antibiotica spreek je over een breedspectrum. Wat houdt dit in?
A
Bestrijdt meerdere bacterien tegelijk
B
Bestrijdt 1 bacterie.
Slide 3 - Quizvraag
Smalspectrumantibiotica
A
Bestrijdt een of een beperkt aantal microorganismen
B
Bestrijdt meerdere bacterien
Slide 4 - Quizvraag
Mag je vanwege bijwerkingen stoppen met een kuur antibiotica?
A
nee
B
ja
C
ja, in overleg met de arts
Slide 5 - Quizvraag
Een client kan moeilijk een capsule doorslikken. Jij maakt dit open en lost het op met water. Mag dit?
A
nee
B
ja
Slide 6 - Quizvraag
Regel van 5. Welke? Juiste zorgvrager Juiste medicijn
A
juiste toedieningswijze
juiste datum en tijd van toedienen
juiste kleur
B
juiste toedieningswijze
juiste datum en tijd van toedienen
juiste dosering
C
juiste kleur,
temperatuur moet 37 graden
juiste dosering
Slide 7 - Quizvraag
Wie is er verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen van het medicijn?
A
arts
B
apotheker
C
verpleegkundige
Slide 8 - Quizvraag
mag iedereen zomaar medicijnen uitzetten?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
welke orgaan spelen een belangrijke rol bij het verwerken van de medicatie
A
hart
B
milt
C
nieren
Slide 10 - Quizvraag
Het proces waarbij het medicijn wordt omgezet door het lichaam heet
A
metabolisme
B
distributie
C
uitscheiding
Slide 11 - Quizvraag
Via welke weg verlaten geneesmiddelen het lichaam
A
de lever en de nieren
B
de darmen
Slide 12 - Quizvraag
grote therapeutische breedte betekent....?
A
dat een behandeling minder nauw luistert om het gewenste effect te krijgen
B
kan er bij een kleine wijziging al bijwerkingen optreden
Slide 13 - Quizvraag
zetpil is een vorm van
A
sublinguale toediening
B
dermaal toediening
C
rectaal toediening
Slide 14 - Quizvraag
Arts heeft orale medicatie voorgechreven. Zorgvrager heeft moeite met slikken. Jij hebt dit medicijn ook in de vorm van een zetpil. Mag je dit in de vorm van een zetpil toedienen?
A
Ja want het maakt niet uit in welke vorm je het toedient
B
Ja want zo kom je tegemoet aan de behoefte van de zorgvrager
C
Nee, de arts beslist over de toedieningswijze
Slide 15 - Quizvraag
Hormoonpleisters is een vorm van
A
transdermale toediening
B
cutane toediening
C
sublinguale toediening
Slide 16 - Quizvraag
Inademen van medicatie via een inhalator is een vorm van?
A
orale toediening
B
enterale toediening
C
pulmonale toediening
Slide 17 - Quizvraag
welke toedieningswijze werkt meestal lokaal
A
injecties
B
tabletten
C
zalven
Slide 18 - Quizvraag
welke toedieningswijze werkt systemisch?
A
injecties
B
zalven
C
creme's
Slide 19 - Quizvraag
Is advil hetzelfde als ibruprofen?
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quizvraag
Is advil dan de merknaam? of ibruprofen?
A
Ibruprofen is de merknaam
B
Advil is de merknaam
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de stofnaam van Sintrom?
A
actylsalicylzuur
B
acenocoumarol
C
diazepam
Slide 22 - Quizvraag
Aspirine is dat een merknaam of stofnaam
A
stofnaam
B
merknaam
Slide 23 - Quizvraag
aspirine 500 mg is hetzelfde als 500 mg acetylsalicylzuur. Is dit juist?