juiste houdbaarheidsdatum
juiste kleur en substantie
juiste temperatuur
C
juiste medicatie
juiste datum en tijd
juiste patient
Slide 8 - Quizvraag
Wie is er verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen van het medicijn?
A
arts
B
apotheker
C
verpleegkundige
Slide 9 - Quizvraag
mag iedereen zomaar medicijnen uitzetten?
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quizvraag
welke orgaan spelen een belangrijke rol bij het verwerken van de medicatie
A
hart
B
milt
C
nieren
Slide 11 - Quizvraag
Het proces waarbij het medicijn wordt omgezet door het lichaam heet
A
metabolisme
B
distributie
C
uitscheiding
Slide 12 - Quizvraag
Via welke weg verlaten geneesmiddelen het lichaam
A
de lever en de nieren
B
de darmen
Slide 13 - Quizvraag
grote therapeutische breedte betekent....?
A
dat een behandeling minder nauw luistert om het gewenste effect te krijgen
B
kan er bij een kleine wijziging al bijwerkingen optreden
Slide 14 - Quizvraag
levothyroxine is een voorbeeld van
A
grote therapeutische bandbreedte
B
kleine therapeutische bandbreedte
Slide 15 - Quizvraag
zetpil is een vorm van
A
sublinguale toediening
B
parenterale toediening
C
enterale toediening
Slide 16 - Quizvraag
Arts heeft orale medicatie voorgechreven. Zorgvrager heeft moeite met slikken. Jij hebt dit medicijn ook in de vorm van een zetpil. Mag je dit in de vorm van een zetpil toedienen?
A
Ja want het maakt niet uit in welke vorm je het toedient
B
Ja want zo kom je tegemoet aan de behoefte van de zorgvrager
C
Nee, de arts beslist over de toedieningswijze
Slide 17 - Quizvraag
Hormoonpleisters is een vorm van
A
transdermale toediening
B
parenterale toediening
C
enterale toediening
Slide 18 - Quizvraag
medicijnen via het infuus is een vorm van...
A
enterale toediening
B
parenterale toediening
C
sublinguaal
Slide 19 - Quizvraag
Inademen van medicatie via een inhalator is een vorm van?
A
parenterale toediening
B
enterale toediening
C
Pulmonale toediening
Slide 20 - Quizvraag
welke toedieningswijze werkt meestal lokaal
A
injecties
B
tabletten
C
zalven
Slide 21 - Quizvraag
welke toedieningswijze werkt systemisch?
A
injecties
B
zalven
C
creme's
Slide 22 - Quizvraag
Is advil hetzelfde als ibruprofen?
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quizvraag
Is advil dan de merknaam? of ibruprofen?
A
Ibruprofen is de merknaam
B
Advil is de merknaam
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de stofnaam van Sintrom?
A
actylsalicylzuur
B
acenocoumarol
C
diazepam
Slide 25 - Quizvraag
Aspirine is dat een merknaam of stofnaam
A
stofnaam
B
merknaam
Slide 26 - Quizvraag
aspirine 500 mg is hetzelfde als 500 mg acetylsalicylzuur. Is dit juist?