Fouten met verwijswoorden I

Onjuist verwijzen
Havo 4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Onjuist verwijzen
Havo 4

Slide 1 - Tekstslide

1. Schrijf twee aanwijzende voornaamwoorden op

2. Kies de juiste vorm: Rotterdam staat bekend om zijn/haar inwoners.

3. Welk geslacht heeft 'Rotterdam'?

4. Kies de juiste vorm: Ik hoorde hen/hun al op de trap schreeuwen

5. Ik heb de man van wie/waarvan ik een cadeau kreeg, een brief gestuurd.

1. Schrijf twee aanwijzende voornaamwoorden op.
2. Rotterdam staat bekend om zijn/haar inwoners.
3. Welk geslacht heeft 'Rotterdam'?
4. Ik hoorde hen/hun al op de trap schreeuwen.
5. Ik heb de man van wie/waarvan ik een cadeau kreeg, een brief gestuurd.
6. Het beste wat/dat jullie kunnen doen, is naar de politie gaan.
7. Iets wat/dat ik zeker weet, is dat ik later moeder word.
8. Ik heb hen/hun bloemen gestuurd.

Slide 2 - Tekstslide

1. Schrijf twee aanwijzende voornaamwoorden op

2. Kies de juiste vorm: Rotterdam staat bekend om zijn/haar inwoners.

3. Welk geslacht heeft 'Rotterdam'?

4. Kies de juiste vorm: Ik hoorde hen/hun al op de trap schreeuwen

5. Ik heb de man van wie/waarvan ik een cadeau kreeg, een brief gestuurd.



1. deze, die, dit, dat
2. Rotterdam staat bekend om zijn inwoners.
3. onzijdig
4. Kies de juiste vorm: Ik hoorde hen al op de trap schreeuwen
5. Ik heb de man van wie ik een cadeau kreeg, een brief gestuurd.
6. Het beste wat jullie kunnen doen, is naar de politie gaan.
7. Iets wat ik zeker weet, is dat ik later moeder word.
8. Ik heb hun bloemen gestuurd.

Slide 3 - Tekstslide

hen of hun
dat of wat

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
woensdag 30 januari
.

Formuleren
Onjuist verwijzen - Opdracht 4, 6, 7, 8, 9

Extra oefenen dubbelop? 
It's Learning, Bronnen, Formuleren,Dubbelop II

Slide 6 - Tekstslide

Onjuist verwijzen
Havo 4

Verwijzen en incongruentie
Toets - De aanslag

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 7
1 dit
2 wat
3 dat
4 wie
5 wat
6 dat
7 dat
8 wat, dat

Opdracht 8
1 van wie
2 waarmee
3 waarop
4 waarop
5 waaraan
6 aan wie, wat
7 waarover
8 waar
Opdracht 4
1 het
2 ze
3 hem
4 het
5 hij, hij
6 hem
7 haar
8 het

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 9

1. het mooiste boek wat -> dat
2. ze
3. het waterschap = onzijdig
4. de drank = mannelijk
5. een meisje dat
6. de gemeenteraad = mannelijk
7. het instituut = onzijdig
8. ze

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen
1. Het team heeft zijn/haar tactiek gewijzigd.
2. Het meisje die ons hielp ken ik nog van vroeger.
3. Franse kazen zijn populair en daar wordt dan ook enorm veel kaas geproduceerd.
4. Het Rotterdam die/dat in dat boek wordt beschreven, herken ik uit mijn jeugd.
5. De regering heeft niet goed geluisterd naar zijn/haar burgers.




Slide 10 - Tekstslide

  1. Het team heeft zijn tactiek gewijzigd.
  2. Het meisje dat ons hielp ken ik nog van vroeger.
  3. Franse kazen zijn populair en daar wordt dan ook enorm veel kaas geproduceerd.
  4. Het Rotterdam dat in dat boek wordt beschreven, herken ik uit mijn jeugd.
  5. De regering heeft niet goed geluisterd naar haar burgers.

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen
6. Het bestuur heeft haar/zijn leden gevraagd zo snel mogelijk te reageren
7. De voorstelling was een enorm succes omdat het hij/zij/het zo goed georganiseerd was.
8. De golfleraar vroeg mijn vader nog even te zoeken naar de golfclub die hij vergeten was.
9. Het geld wat/dat hij geleend had, was al snel opgemaakt.
10. De directie heeft zijn/haar personeel toegesproken.

Slide 12 - Tekstslide

  1. Het bestuur heeft zijn leden gevraagd zo snel mogelijk te reageren
  2. De voorstelling was een enorm succes omdat het zij zo goed georganiseerd was.
  3. De golfleraar vroeg mijn vader nog even te zoeken naar de golfclub die hij vergeten was.
  4. Het geld dat hij geleend had, was al snel opgemaakt.
  5. De directie heeft haar personeel toegesproken.

Slide 13 - Tekstslide

Incongruentie, opdracht 11
Klaar?
Vul de definities aan op je blad, zover behandeld.
Voeg elke keer ook een voorbeeld toe wat je zelf bedenkt, zo onthoud je de kenmerken van de formuleerfout beter :)

Slide 14 - Tekstslide