JCL lesbrief kopen en werken les 18

H4 Eigen bedrijf
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4 Eigen bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

Programma


bespreken bouwsteen 3.2 en 3.3
Uitlegopzetten eigen bedrijf
Opgaven maken 4.1 tm 4.8
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen:
... je weet de omzet, inkoopwaarde van de omzet en afzet is
... je kunt de omzet, afzet, brutowinst en nettowinst berekenen
... je kunt uitleggen wat de verschillen tussen eigen baas en in loondienst zijn
.... je weet wat een ZZP-er en ZMP-er is 
.... je kunt verschillende bedrijfskosten benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een ZZP-er?

Slide 5 - Woordweb

loondienst versus eigen baas
werken in loondienst= Iemand werkt in loondienst als hij als werknemer door een werkgever tegen betaling van loon in dienst genomen is.
Werken als zelfstandige, eigenaar van eigen bedrijf-> eigen baas of zelfstandig ondernemer, ZMP-er. 
ZZP-er= zelfstandige zonder personeel
sectoren: bouw, transport, zorg en dienstverlening. 1 miljoen


Slide 6 - Tekstslide

Voor- en nadelen 
Welke voor- en nadelen zijn er aan zelfstandig ondernemer ten opzichte van werken als werknemer in loondienst bij een werkgever? 
voordelen
nadelen
alle verdiensten zijn voor jou
je hebt geen vast inkomen
je kunt veel beslissingen nemen
je bent voor alles zelf verantwoordelijk
je bepaalt zelf je werktijden
je maakt vaak lange werkdagen
je moet zelf voorzieningen regelen voor het geval je ziek of arbeidsongeschikt word

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

aan de slag...
wat? maak opdracht 4.2
Tijd?2 minuten
klaar? maak opdracht 4.1 en 4.3
timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Omzet vs afzet 
  • Omzet is het bedrag in geld wat je ontvangt van de kopers
  • Totale omzet = verkoopprijs x afzet
  • TO= p x q
  • Afzet is het aantal stuks wat je verkocht hebt -> q
  • afzet= omzet/p of p= omzet/afzet

 met indexcijfers=>TO= pxq=> 100= 100x100/100

Slide 10 - Tekstslide

Het doel van een onderneming
  • Het doel van een onderneming kan zijn: winst maken. 
  • Simpel gezegd: winst = omzet - kosten 

1. geen winst geen verlies = break even.->  GO = GTK of TO=TK
2. maximale omzet -> MO = 0
3. maximale winst-> MO= MK

Slide 11 - Tekstslide

noem een voorbeeld van bedrijfskosten

Slide 12 - Woordweb

Van Omzet naar Winst
Omzet - kosten= winst
Brutowinst= Omzet min de inkoopwaarde van de omzet.
Nettowinst= omzet - alle kosten of brutowinst- bedrijfskosten

Bedrijfskosten:
huur
energie

Slide 13 - Tekstslide

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              = verkoopprijs x afzet  
Inkoopwaarde van de omzet = inkoopprijs x afzet
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst                                      (voor belasting)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

winstmarge
brutowinstmarge= brutowinst in procenten van de omzet
nettowinstmarge= nettowinst in procenten van de omzet


Slide 16 - Tekstslide

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen:lezen paragraaf 4.1
Maken: 4.1 tm 1.9

Versnellers:
verder met 4.10 naar 4.14
Klaar?:
nakijken 4.1 tm 4.9
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen
Lesdoelen:
... je weet de omzet, inkoopwaarde van de omzet en afzet is
... je kunt de omzet, afzet, brutowinst en nettowinst berekenen
... je kunt uitleggen wat de verschillen tussen eigen baas en in loondienst zijn
.... je weet wat een ZZP-er en ZMP-er is 
.... je kunt verschillende bedrijfskosten benoemen

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk: 
volgende les
doornemen paragraaf 4.1
maken opdracht 4.1 tm 4.9
Pak je agenda!!

Slide 19 - Tekstslide

Van omzet naar ....
  Omzet                                              
- .............................                             
= ............................
- .............................     
= .............................                         


Slide 20 - Tekstslide

Van omzet naar ....
  Omzet                                            (= afzet x verkoopprijs)  
- Inkoopwaarde                           (= afzet x inkoopprijs)                
= Brutowinst
- Bedrijfskosten       
= Nettowinst                      


Slide 21 - Tekstslide