Waterstofbruggen havo4

Lesdoelen
  • Kort herhalen
  • Je kunt bindingssterkte tussen moleculen verklaren
  • Je weet wat een vanderwaalsbinding is
  • Je weet wat een waterstofbrug is
  • Je kunt waterstofbruggen tussen verschillende moleculen tekenen
  • Je kunt aangeven of een stof hydrofiel of hydrofoob is
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • Kort herhalen
  • Je kunt bindingssterkte tussen moleculen verklaren
  • Je weet wat een vanderwaalsbinding is
  • Je weet wat een waterstofbrug is
  • Je kunt waterstofbruggen tussen verschillende moleculen tekenen
  • Je kunt aangeven of een stof hydrofiel of hydrofoob is

Slide 1 - Tekstslide

lees paragraaf 3.3 goed door
en/of maak opdrachten
opd. 22, 24 t/m 26 en 28, 29, 31, 32 pagina 83, 84 en 85
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Hoe goed denk jij dat je de lesstof tot nu toe beheerst?
A
Ik weet niets meer...
B
Ik denk dat ik nog een heel klein beetje weet, dat is onvoldoende maar geen 1,0
C
Ik denk dat ik net aan voldoende weet
D
Ik denk dat ik het meeste nog wel weet

Slide 3 - Quizvraag

Beschrijf volgens het model van Bohr een atoom C-14

Slide 4 - Open vraag

Wat weet jij van metalen?

Slide 5 - Woordweb

Tot welke stof behoort stikstof?
A
Metaal
B
Zout
C
Moleculaire stof
D
Gas

Slide 6 - Quizvraag

Welke binding wordt of welke bindingen worden verbroken als de vloeistof butaan verdampt?

Slide 7 - Open vraag

Teken volgens het model van Bohr een molecuul waterstoffluoride. Maak van deze tekening een foto en plaats deze foto hier.

Slide 8 - Open vraag

Teken de structuurformule van een molecuul van de volgende stoffen:
stikstof, water, etheen (C2H4) en van ammoniak
Zet de naam onder elke structuurformule, maak hier een foto van, en plaats deze foto hier.

Slide 9 - Open vraag

stoffen, welke soorten ken je?

Slide 10 - Woordweb

Tot welke stof behoort methaan,
CH4
A
molecuul
B
metaal
C
zout
D
gas

Slide 11 - Quizvraag

Tot welke stof behoort magnesiumchloride,
MgCl2
A
molecuul
B
metaal
C
zout
D
vaste stof

Slide 12 - Quizvraag

Teken de structuurformule van een molecuul van de volgende stoffen: stikstof, water, etheen (C2H4) en van ammoniak
Zet de naam onder elke structuurformule, maak hier een foto van, en plaats deze foto hier.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de juiste naam van deze stof?



A
stikstofzuurstof
B
di-stikstoftetra-zuurstof
C
tertrastikstofdi-oxide
D
distikstoftetraoxide

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van deze stof?



A
stikstofzuurstof
B
di-stikstoftetra-zuurstof
C
tertrastikstofdi-oxide
D
distikstoftetraoxide

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van deze stof?



A
difosforpentachloride
B
di-fosfor-pentachloor
C
pentachloordifosfor
D
difosforchloride

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van deze stof?

Slide 17 - Open vraag

Welke binding/-en wordt/worden verbroken bij het verdampen van de vloeistof hexaan?
C6H14

Slide 18 - Open vraag

Moleculaire stoffen
Bindingen tussen moleculen 
- alleen als vast of vloeibaar
- afhankelijk van grootte

= molecuulbinding
=vanderwaalsbinding
 

Slide 19 - Tekstslide


Bereken de molaire massa van: 
1. methaan, CH4
2. butaan, C4H10
3. water, H2O                      

Slide 20 - Open vraag

Grootste molaire massa, hoogste kookpunt, of toch niet...?

Water heeft het hoogste kookpunt (100*C), en is vloeibaar bij kamertemperatuur
Methaan en butaan hebben veel lagere kookpunten, ze zijn gasvormig bij kamertemperatuur

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Tabel 40A

Slide 23 - Tekstslide

Bereken EN-verschil
Hoogste - laagste getal



ΔEN<0,5





0,5<ΔEN<1,7





ΔEN>1,7

covalente binding of atoombinding



polaire atoombinding




ionbinding
Elektronen in het midden tussen atomen

Elektronen richting atoom met hoogste EN

Komt later

Slide 24 - Tekstslide

Waterstofbrug
Tussen de ~O-H groepen van twee moleculen. 

Een waterstofbrug: loopt van een H-atoom naar een O-atoom.

Slide 25 - Tekstslide

Waterstofbrug
Tussen de ~N-H groepen van twee moleculen. 

Een waterstofbrug: loopt van een H-atoom naar een N-atoom.

Let op, een C-H groep kan NOOIT een waterstofbrug vormen.

Slide 26 - Tekstslide

Waterstofbrug

  • sterker dan vanderwaalsbinding.

  • Enkel aanwezig tussen moleculen met: 
  1. OH groepen
  2. NH groepen 
  3. (en HF)

Slide 27 - Tekstslide

Water als vloeistof.
Waterstofbruggen zijn groen.


Een O-atoom uit een OH-groep - twee waterstofbruggen mogelijk
 
Een H-atoom uit een OH-groep -  één waterstofbrug




Slide 28 - Tekstslide

Zijn hier waterstofbruggen mogelijk ?
A
Ja, tussen de N-H groep en de C-H groep
B
Ja, tussen de N-H groep van metaanamine en methaan
C
Ja, tussen alle H-atomen zijn waterstofbruggen mogelijk.
D
nee, er zijn geen twee N-H of O-H groepen

Slide 29 - Quizvraag


Ethanol, C2H5OH, is ook bij kamertemperatuur vloeibaar, dat komt door de waterstofbruggen tussen de ethanolmoleculen.
Teken drie moleculen en de onderlinge waterstofbruggen

Slide 30 - Open vraag


Ethanol, C2H5OH, kan goed mengen met water, dat komt door het vormen van waterstofbruggen tussen de ethanol en watermoleculen.
Teken drie moleculen water en één molecuul ethanol en de onderlinge waterstofbruggen.

Slide 31 - Open vraag

Hydrofiel of hydrofoob
Hydro = water
-fiel = 'houdt van'
- foob = 'bang voor / houdt niet van' 
Als een stof goed met water mengt => hydrofiel (polaire VWO)
Als een stof niet goed met water mengt => hydrofoob (apolaire VWO)
- Stoffen die waterstofbruggen maken mengen goed met water.

Slide 32 - Tekstslide

Leg uit welke stof beter in water oplost
a. methanol
b. pentaan-1-ol,
CH3OH
CH3CH2CH2CH2CH2OH

Slide 33 - Open vraag

Lesdoelen
  • Kort herhalen
  • Bindingssterkte tussen moleculen verklaren
  • Weet je wat een vanderwaalsbinding is
  • Weet je wat een waterstofbrug is
  • Kun je waterstofbruggen tussen verschillende moleculen tekenen
  • Kun je aangeven of een stof hydrofiel of hydrofoob is

Slide 34 - Tekstslide

Heb jij deze lesdoelen gehaald?
A. Bindingssterkte tussen moleculen verklaren
B. De vanderwaalsbinding duidelijk
C. Ik weet wat een waterstofbrug is, en kan deze tekenen
D. Ik kan aangeven of een stof hydrofiel of hydrofoob is
A
nee, ik begrijp er niets van
B
ik begrijp alleen de eerste lesdoelen, het gedeelte over de waterstofbruggen vind ik echt nog heel moeilijk
C
ik begrijp het denk ik wel, nog niet echt goed, maar het meeste is mij duidelijk
D
ik begrijp het meeste wel, nu dus veel oefenen

Slide 35 - Quizvraag

Zelf aan de slag 

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk volgende week :

Slide 37 - Tekstslide