Aan het einde van deze videoles weet je meer over de verbanden vergelijking en tegenstelling en kun je ze herkennen aan de hand van verschillende signaalwoorden.
Slide 3 - Tekstslide
Werkbladen (toets)
Ik mis van de volgende leerlingen de werkbladen:
Karsten (alleen t.t.)
Rachid
Abla (alleen t.t. en v.d.)
Danillo
Gianni
Iman
Cynthia
Slide 4 - Tekstslide
Lezen H5 (blz. 167)
Tekst 1:
- Wat valt je op?
- Waar kijk je naar om het onderwerp van deze tekst te bepalen?
We beantwoorden nu alle vragen samen.
Slide 5 - Tekstslide
Theorie
Vergelijking =
Iets met elkaar vergelijken
Dit doet de schrijver door:
- Een verschil
- Een overeenkomst
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
Deze goedkope camera heeft net zoveel pixels als de meeste dure merken.
Jouw telefoonabonnement is veel duurder dan dat van mij.
Slide 7 - Tekstslide
Theorie
Tegenstelling:
Het tegenovergestelde van iets
Goed - Fout
Mooi - Lelijk
Signaalwoord: maar
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld
Deze tas is klein, maar je kunt er best veel in meenemen.
Slide 9 - Tekstslide
Zo kun je het herkennen
Vergelijking:
1) Vergrotende trap
2) Signaalwoorden: net zo...als, even...als, in vergelijking met
Tegenstelling:
1) Signaalwoorden: maar, toch, echter, daar staat tegenover, hoewel, aan de ene kant...aan de andere kant
Slide 10 - Tekstslide
Verwachtingen deze week
Maken opdracht 2 t/m 4 (blz. 168 t/m 170)
Opdracht 2: Vergelijking of tegenstelling? + signaalwoord
Opdracht 3: Vragen over de tekst
Opdracht 4: Vragen over de tekst
Inleveren via Teams! (deadline is 9 april voor 23.59 uur)