Nederlands VO2A - H5 - Signaalwoorden (tegenstelling en vergelijking)

Belangrijk vooraf:
De opdrachten van deze les kun je zelfstandig doorlopen. Vragen kun je stellen via de gespreks-chat-functie in "Teams". Denk aan de "Gedragsverwachtingen". In een van de volgende lessen kan het zijn, dat je een opdracht naar de schoolmail moet sturen. We nemen voorlopig geen toetsen af. Succes! Mark & Ayse (leerkrachten Nederlands). 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Belangrijk vooraf:
De opdrachten van deze les kun je zelfstandig doorlopen. Vragen kun je stellen via de gespreks-chat-functie in "Teams". Denk aan de "Gedragsverwachtingen". In een van de volgende lessen kan het zijn, dat je een opdracht naar de schoolmail moet sturen. We nemen voorlopig geen toetsen af. Succes! Mark & Ayse (leerkrachten Nederlands). 

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands VO2A
"Nieuw Nederlands" - H5 - 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Je kunt vergelijkingen en tegenstellingen in een zin of tekst herkennen.
Je leert de signaalwoorden herkennen voor vergelijkingen en tegenstellingen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
* Leerboek "Nieuw Nederlands" - 2 VMBO-B(K) - hoofdstuk 5 - "Te Koop", blz. 167 + 168.

* Pen of potlood en (lijntjes)papier.

Slide 4 - Tekstslide

Welke signaalwoorden
ken je al uit vorige
lessen?

Slide 5 - Woordweb

Instructie 1:
In de slide-dia hierna kom je een filmpje tegen. Daarin wordt uitgelegd welke signaalwoorden er zijn voor "Tegenstellingen" en hoe je ze kunt herkennen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Inoefen-opdracht.
In de volgende vijf slide-dia's krijg je steeds een zin te zien.

Wat is in die zinnen het signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft? Klik steeds het goede antwoord aan.

Slide 8 - Tekstslide

De ene hamster is ziek, de andere hamster daarentegen is kerngezond.
A
andere
B
daarentegen
C
kerngezond
D
ene

Slide 9 - Quizvraag

De arme man probeerde een appel te stelen, echter de winkeleigenaar betrapte hem.
A
probeerde
B
stelen
C
echter
D
betrapte

Slide 10 - Quizvraag

Vannacht heb ik goed geslapen en toch ben ik nog moe.
A
toch
B
nog
C
goed
D
en

Slide 11 - Quizvraag

Ik ga met je mee naar de bioscoop, hoewel ik er echt geen zin in heb.
A
mee
B
hoewel
C
echt
D
geen

Slide 12 - Quizvraag

Het sfeervolle festival ging door, ondanks dat het sneeuwde.
A
sfeervolle
B
door
C
ondanks dat
D
sneeuwde

Slide 13 - Quizvraag

Instructie 2:
In de volgende slide-dia start het filmpje bij een fragment over signaalwoorden die "een vergelijking" aangeven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Inoefen-opdracht 2:
In de volgende vijf slide-dia's krijg je weer steeds een zin te zien.

Wat is in die zinnen het signaalwoord dat een vergelijking aangeeft? Klik steeds het goede antwoord aan.

Slide 16 - Tekstslide

Dat jurkje is duurder dan die rok.
A
dat
B
duurder dan
C
die
D
jurkje

Slide 17 - Quizvraag

Een vliegreis naar Amerika is net zo duur als een boottochtje over de Nijl.
A
net zo .... als
B
over
C
vliegreis
D
is

Slide 18 - Quizvraag

Zou de Eiffeltoren net zo hoog zijn als The Empire State Building in de grote stad New York?
A
grote
B
Zou
C
Eiffeltoren
D
net zo .... als

Slide 19 - Quizvraag

Deze groene racefiets is net iets goedkoper dan die blauwe mountainbike.
A
groene
B
net iets
C
goedkoper dan
D
mountainbike

Slide 20 - Quizvraag

In vergelijking met Jeroen, ben ik maar een kleine man.
A
Jeroen
B
ben
C
maar
D
In vergelijking met

Slide 21 - Quizvraag

Laatste instructie
In je leerboek van Nederlands, zie je op bladzijde 167 + 168 nogmaals een instructie over signaalwoorden, die een vergelijking of een tegenstelling aangeven. Lees die theorie door. 

Slide 22 - Tekstslide

Verwerkings-opdrachten:
Maak nu opdracht 1 + 2 + 3 van bladzijde 167 en 168 in je Leerboek Nederlands.
Soms moet je even een stukje tekst lezen (tekst 1 & 2). Schrijf de antwoorden op (lijntjes)papier.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Typ hieronder wat je zelf geleerd hebt uit deze les.

Slide 26 - Open vraag