5.3 Sparen en interen

Economie
5.3 Sparen en interen 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Economie
5.3 Sparen en interen 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Terugblik op Paragraaf 5.2
- Leerdoelen Paragraaf 5.3
- Uitleg paragraaf 5.3
- Zelfstandig aan de slag
           

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik les 5.2

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 5.2

  • Ik weet wat vaste lasten zijn
  • Ik kan voorbeelden geven van vaste lasten
  • Ik weet wat incidentele uitgaven zijn
  • Ik kan voorbeelden geven van incidentele uitgaven
  • Ik weet wat een automatisch incasso is
  • Ik weet wat duurzame gebruiksgoederen zijn

Slide 4 - Tekstslide

uitgaven
  • Vaste lasten = uitgaven die steeds terug komen en bijna altijd even hoog zijn


  • Incidentele lasten = uitgave die je af en toe doet.

Slide 5 - Tekstslide

Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Tot welke groep uitgaven behoort je abonnementskosten van je telefoon?
A
Totale uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten
D
Incidentele uitgaven

Slide 7 - Quizvraag

5.3 Sparen en interen

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 5.3

  • Ik weet hoe ik rond kan komen van mijn geld
  • Ik kan uitleggen hoe ik tekorten kan voorkomen
  • Ik weet wat een budget is.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Budget:
Een budget is de hoeveelheid geld die een persoon, bedrijf, de overheid of een andere instantie te besteden heeft. 

Er zullen keuzes gemaakt moeten worden om binnen een budget te blijven.

Slide 11 - Tekstslide

Geld over en te kort 

Slide 12 - Tekstslide

Spaarmotieven
- sparen voor een doel
- sparen uit voorzorg
- sparen voor de rente

Slide 13 - Tekstslide

Spaarmotieven
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 14 - Tekstslide

Op mijn spaarrekening staat 6 x mijn loon. Dit voor het geval ik plots werkloos word.
A
sparen voor de rente
B
sparen voor een bepaald doel
C
sparen uit voorzorg

Slide 15 - Quizvraag

Elke maand leg ik € 100 opzij om een nieuwe MacBook te kunnen kopen.
A
sparen voor de rente
B
sparen voor een bepaald doel
C
sparen uit voorzorg

Slide 16 - Quizvraag

WAT IS EEN BUDGET?
A
geld wat je te besteden hebt
B
dat zijn onkosten
C
dat zijn je vaste lasten
D
geld voor luxe producten

Slide 17 - Quizvraag

Je wilt een Macbook kopen van 1300 euro... Hoe los je dit op?

Slide 18 - Tekstslide

Sparen en interen
Zijn je werkelijke uitgaven lager dan het budget, dan houd je geld over. Het is verstandig om dit overschot te sparen.

Zijn je werkelijke uitgaven hoger dan het budget, dan kom je geld tekort en moet je interen op je spaargeld. 

Slide 19 - Tekstslide

interen 

Slide 20 - Tekstslide

Bart betaalt met zijn creditcard. Hier is sprake van elektronisch betalen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
                                                       Maak  paragraaf 5.3 

                                                          Heel veel succes!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide