Les 11: De overheid in de tijd VWO

Economie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag
  • Herhalingsvragen hoofdstuk 2 en 3
  • Uitleg hoofdstuk 4
  • "Praktijkopdracht'
  • Zelf aan de slag met een examenopgave

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Les vorige week
  • Wat zijn de voor- en nadelen van een patent? 
  • Wat is menselijk kapitaal?

Slide 4 - Tekstslide

Herhalingsvragen H2 en 3

Slide 5 - Tekstslide

Overheid ruilt ook over tijd
  • Door schulden op te lopen om collectieve goederen van te betalen
  • Door middel van van staatsobligaties, omdat de overheid niet mag lenen van de bank


  • Wie moet hier eigenlijk voor betalen?

Slide 6 - Tekstslide

Waarom doet de overheid dit?
Rendement op 'collectieve' goederen:
  • als ergens een dijk aangelegd wordt, scheelt dit kosten tegen overstromingen
  • als kinderen naar school gestuurd worden, renderen zij beter op de arbeidsmarkt
  • als wegen beter zijn, zorgt dit voor een groei van de economie

Slide 7 - Tekstslide

Externe effecten icm marktfalen
Wat zijn externe effecten ook alweer?

wat is marktfalen ook alweer?

Slide 8 - Tekstslide

Overheid grijpt in
Marktfalen onstaat doordat de externe effecten niet in de marktprijs opgenomen zijn, bijvoorbeeld:
  • Onderwijs wordt door de overheid goedkoper gemaakt, omdat voor de kosten van onderwijs, de externe effecten nog niet meegenomen zijn

Slide 9 - Tekstslide

Overheidsbalans
  • Als een overheid in 1 jaar meer uitgeeft dan binnenkomt, ontstaat een financieringstekort
  • als je alle financieringstekorten bij elkaar optelt, krijg je een  staatsschuld
  • Hoe hoog denk je dat die momenteel is?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

is 360 miljard veel (tov andere landen)?
wordt altijd vergeleken met het bbp (bruto binnenlands product)
eisen vanuit het stabiliteits- en groeipact:
  • staatsschuld niet hoger dan 60% van het bbp
  • financieringstekort niet hoger dan 3% van het bbp

Slide 12 - Tekstslide

Pensioen
Bestaat uit 3 'pijlers'
  • AOW: krijgt iedereen vanaf 67 (of rond die tijd)
  • aanvullend pensioen (werk je zelf voor)
  • Eigen spaarpotjes

Slide 13 - Tekstslide

AOW
Omslagstelsel: diegene die nu werkt, betaalt voor diegene die nu met pensioen is. Jullie betalen dus later voor mijn AOW

Slide 14 - Tekstslide

Aanvullend pensioen
Gaat via een pensioenfonds, jij betaalt dus nu voor wat je later kunt gaan besteden: ruilen over tijd omdat consumptie uitgesteld wordt.

Hoe veel geld hebben die pensioenfondsen dan wel niet tot hun beschikking?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Praktijkopdracht

Slide 17 - Tekstslide

Examenopgave 2 maken

Slide 18 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Slide 19 - Tekstslide